Kashia: Georgisch graniet in Arnhem
Een zonnige herfstdag in Arnhem, de bladeren vallen van de bomen en tradigetrouw is dat in de Gelderse hoofdstad het teken van een eerste conflict. Spelers die na een tegenvallende competitiestart met elkaar in de clinch liggen, een trainer onder druk of interne besprekingen die al snel op straat terechtkomen.
Een decennium Hollywood aan de Rijn zorgde jaarlijks in de maand september veelal voor de eerste scheurtjes. Tot dit jaar. Vitesse staat op een mooie zesde plaats, plaatste zich voor de volgende ronde van het toernooi om de KNVB-beker en het is opvallend rustig in Gelredome. ‘Zelfs zo rustig, dat het zowaar een beetje saai begint te worden’, sprak technisch directeur Ted van Leeuwen vorige week met een knipoog na de competitiezege (0-2) op Excelsior.
Toch is er tegelijkertijd niemand binnen de Arnhemse club die er moeite mee heeft als het voorlopig even saai blijft. Na een jaar van wanorde, chaos en veel dubieuze buitenlanders heeft Vitesse weer een eigen gezicht. Natuurlijk zijn er met de komst van eigenaar Merab Jordania exotische krachten als Wilfried Bony, Giorgi Chanturia, Michihiro Yasuda en Ulises Davila actief in Arnhem, maar ook jongens uit de regio onder wie Nicky Hofs, Piet Velthuizen, Davy Pröpper en Marco van Ginkel dragen het geel en zwart om de schouders.
Een mix van regionaal en internationaal talent, die onder leiding van John van den Brom tot op heden een zeer geslaagde mengelmoes is. En de captain van het bijzondere gezelschap luistert naar de naam Guram Kashia. Georgiër, net als clubeigenaar Merab Jordania en de jonge talenten Giorgi Chanturia en Valeri Qazaishvili, maar qua karakter op het eerste oog onvergelijkbaar.
Een gedachte die vandaag in het hotel West End, aan de rand van trainingscomplex Papendal, direct bij binnenkomst wordt bevestigd. Samen met Chanturia en Qazaishvili betreedt Kashia het restaurant en het lijkt alsof een oom met zijn twee kleine neefjes aan komt lopen. Chanturia en Qazaishvili zijn niet alleen hipper gekleed met modieuze mutsjes op het hoofd, ze maken samen ook het meeste lawaai. Kashia neemt plaats, terwijl hij de twee achttienjarige talenten maant een tafel verderop te gaan zitten en wat te lunchen te bestellen.
De vergelijking van een oom met zijn neefjes wekt een glimlach op bij de zesvoudig Georgisch international. ‘Ach, ze zijn wat drukker dan ik, maar het zijn goede jongens’, begint Kashia. ‘Vooral Gio is heel impulsief, maar dat is alleen maar te prijzen. Hij is pas achttien jaar en heeft al zoveel meegemaakt. In Spanje gespeeld bij het grote Barcelona en voor zichzelf leren zorgen. Daarom vind ik het alleen maar mooi als hij nog lekker onbevangen is. Laatst speelden we een voetbalspelletje op de PlayStation tegen elkaar. Ik won, nou, je had hem moeten zien. Hij werd helemaal gek, de joysticks vlogen door de kamer. Dan zeg ik er wel wat van, maar ook niet meer dan nodig is. Hij moet af en toe ook nog even lekker jong kunnen zijn.
Beloofde land
De woorden van Ted van Leeuwen krijgen direct een pakkende uitwerking. Kashia heeft zich niet alleen ontwikkeld tot de leider in de verdediging, ook buiten het veld wil hij zijn verantwoordelijkheid nemen. En dat terwijl hij pas een jaar geleden via Jordania in Nederland werd geïntroduceerd. Een transfer die hem nog scherp op het netvlies staat. ‘Merab Jordania is een grote meneer in mijn land. Ik kende hem van naam, maar niet persoonlijk. Wel hoorde ik dat hij met Giorgi Kinkladze en Shota Arveladze (Georgische oud-spelers van onder meer Ajax, red.) contact over mij had. Ze gaven hem een positief advies, waarop hij me overtuigde naar Vitesse te komen. Ik wilde niets liever. In Georgië speelde ik voor Dinamo Tblisi. Dat is verreweg de grootste club van het land, vergelijkbaar met wat Ajax hier is. Hoger kon ik niet, dus dan is een stap naar het buitenland de volgende missie. En de Nederlandse competitie staat bij ons heel hoog aangeschreven. De broertjes Arveladze (Archil Arveladze kwam uit voor NAC Breda, red.) hebben hier naam gemaakt en ook Giorgi Kinkladze speelde in de Eredivisie. Dat ik in dat rijtje kon komen, was alleen al fantastisch. Ik heb tegen mijn manager gezegd dat hij het rond moest maken. Hoe maakte me niets uit, ik wilde naar Nederland.
Nederland als het beloofde land en de Eredivisie als het unieke decor om te acteren. Wie Kashia over de kwaliteit van de vaderlandse competitie hoort praten, zou vergeten dat er ook een Premier League of Primera División bestaat. ‘Dat zijn competities waar ik helemaal niet mee bezig ben. Veel spelers hoor je al snel roepen dat ze naar Engeland of Spanje willen. Ik ben heel blij met wat ik heb bij Vitesse. Deze club zorgt goed voor me en de faciliteiten zijn perfect. Alles is tot in de puntjes geregeld, dat beseffen jullie nauwelijks. Jeugdspelers worden hier met busjes opgehaald en naar huis gebracht, ze krijgen begeleiding op school en spelen op de mooiste voetbalvelden met het beste materiaal.’
De opsomming vol bewondering leidt naar een vergelijking met zijn eigen jeugd in Tblisi, waar hij al vanaf zijn zesde uitkwam voor de junioren van Dinamo. ‘Een grote club qua naam, maar zonder geld. Dat was het probleem van het hele land en werkte door op de voorzieningen. Zo trainden we in de jeugd vaak met één bal. Meer was er niet, we moesten het er maar mee doen. En als die dan lek was, hadden we een probleem. Dan kwam de training al snel neer op rondjes rennen om vervolgens te hopen dat de club bij de volgende training wel voor een bal had gezorgd. En zo was het qua omstandigheden vaak heel beperkt, maar je hoorde niemand klagen. Door de armoede in Georgië kan ik nu juist van elke dag genieten dat ik profvoetballer ben. Het is een luxe die niemand in mijn land gewend was, en die armoede heeft me gevormd. Als kind was je al blij dat je op een veld mocht staan om te voetballen. Al op jonge leeftijd zag ik om me heen dat leeftijdgenoten hun ouders moesten helpen om geld te verdienen voor het gezin. Dan was er vaak geen tijd meer over om te voetballen. En dan kwam de oorlog er ook nog eens bij.’
Blijvend litteken
Er volgt een korte stilte. Kashia kijkt omlaag naar zijn cappuccino en begint wat zachter te praten. ‘Oorlogen hebben vaak plaats doordat binnen een land verschillende groepen met elkaar overhoop liggen. Georgiërs zijn warme mensen, die willen geen ruzie met elkaar. Maar toch ging het mis, omdat een conflict met Rusland niet opgelost kon worden. Rusland, het grootste land ter wereld. Opeens reden er in ons land tanks door de straten, werd er geschoten, gevochten en waren er zware bombardementen. Het ging helemaal nergens over. Het grote Rusland tegen het kleine Georgië. En wat leverde het op? Ellende, verdriet, armoede, wanhoop. Tot op de dag van vandaag kan ik het nog altijd niet bevatten. Tblisi bleef grotendeels gevrijwaard van de verschrikkingen, maar daar is alles mee gezegd. Familieleden en vrienden waren bij de oorlog betrokken en het heeft iedereen een blijvend litteken gegeven. En onzekerheid, veel onzekerheid. Er was ook in het straatbeeld veel schade geleden. Alles moest opnieuw opgebouwd worden, de economie lag helemaal plat. Het was een dieptepunt, maar inmiddels kunnen we stellen hoe strijdvaardig en krachtig Georgiërs zijn. In een paar jaar tijd laat het land weer tekenen van bloei zien.
Samen, met elkaar, gaat het stukje bij stukje beter. Veel rijke landgenoten financieren projecten voor wederopbouw en zelfs het toerisme trekt langzaam een beetje aan. Ik kan het elke Nederlander aanraden naar Georgië te gaan. We hebben geweldig eten, vleesgerechten die ik hier dagelijks mis, en de beste rode wijn van Europa. Bepaalde plekken aan de Zwarte Zee moeten de West-Europeanen de komende jaren gaan trekken. Je kunt het vergelijken met Kroatië. Ook dat land werd zwaar getroffen door een oorlog, maar is nu een aantrekkelijk vakantieland. Dat voorbeeld willen wij volgen.
Met zijn overgang naar Nederland viel bij Dinamo Tblisi een hechte twee-eenheid uit elkaar. Samen met zijn drie jaar oudere broer Shota stond Guram jarenlang in de defensie van de Georgische grootmacht. Shota veelal als rechtsback en Guram als centrale leider van de verdediging. Een rol die hij al op jonge leeftijd opeiste. ‘Mijn hele familie was natuurlijk trots dat wij samen bij de grootste club van het land speelden. En dan was ik op jonge leeftijd ook al aanvoerder, dat maakte helemaal veel los. Ik weet nog goed dat mijn opa voor de eerste keer in het stadion was en zag dat ik de aanvoerdersband om had. Hij moest gewoon huilen, zo trots was hij dat zijn kleinzoon die rol vervulde.’
Toch was het allerminst vanzelfsprekend dat de broers Kashia furore zouden maken in het voetbal. Vader Levan was in de jaren tachtig een begenadigd rugbyspeler. Hij speelde een groot deel van zijn carrière in Moskou en was zowel international van de voormalige Sovjet-Unie als later van Georgië. ‘Ik heb weieens beelden van hem gezien. Hij had echt een rugby-uitstraling en een breed lichaam waar niemand makkelijk langskwam. Mijn vader had het liefst dat ook ik gingen rugbyen, maar ik moest daar niets van hebben. Toen ik nog een kind was, gooide hij vaak een bal naar me toe. Maar in plaats van te vangen, nam ik hem dan aan met mijn voeten en schopte hem terug, haha. Uiteindelijk vond hij het volgens mij wel best dat we zo fanatiek met voetbal bezig waren. Dat was ook een belangrijke levensles van mijn ouders. Welke richting we ook op wilden gaan, we moesten het altijd met honderd procent inzet doen. Mijn broer had veel meer voetbaltalent dan ik, maar hij werd door blessures ver teruggeworpen. In totaal heeft hij nu al acht keer een knie-operatie ondergaan. Als hij niet zoveel pech had gehad, was hij nu zeker ook in West-Europa actief geweest. Maar balen doet hij niet hoor, integendeel. God heeft ons de gave gegeven om te voetballen, het is aan ons dat te benutten.’
Het is niet de eerste keer vanmiddag dat Kashia naar God verwijst. De verdediger hangt het orthodox-christelijk geloof aan en is dagelijks bewust met zijn religie bezig. Wanneer hij de tijd heeft bezoekt hij zijn kerk in Amsterdam, en rond elke wedstrijd neemt Kashia even een moment voor zichzelf. ‘Ik bid heel veel. Het geeft me de kracht die ik nodig heb. Gelukkig is er in Nederland ook een kerk waar ik naartoe kan. Voor mij is dat het moment van absolute rust. Dan kan ik me even helemaal afsluiten van de buitenwereld, om vervolgens weer krachtiger naar huis te rijden. Ik bid tot God en denk aan van alles. Aan mijn familie in Georgië, mijn landgenoten, maar ik bid ook voor algemene dingen als geluk, vrede en gezondheid in de wereld. En rond wedstrijden vraag ik God ons te helpen op weg naar de overwinning.’
Een innerlijke gedachte, die dit seizoen met grote regelmaat de juiste uitwerking heeft gekregen. Na een zeer teleurstellend eerste seizoen ervaart Kashia dagelijks als aanvoerder hoe de selectie van Vitesse een gedaanteverwisseling heeft ondergaan. Persoonlijke belangetjes zijn in Arnhem opeens ondergeschikt aan het teambelang. ‘Dat is de kern. Vorig seizoen bestond de groep uit eilandjes, en hadden we een trainer die zoekende was. Het zat gewoon niet goed in elkaar. Jongens die voor een paar maanden waren gehuurd en spelers die lange contracten hadden, maar opeens op de tribune moesten zitten. Overal voelde je afgunst en jaloezie. Daar is in de zomerstop verandering in gekomen. De clubleiding ziet gelukkig in dat je een kampioenschap niet kunt kopen, maar dat zoiets moet groeien. En dat hele woord kampioenschap vind ik sowieso veel te voorbarig. Manchester City heeft volgens mij het meeste geld van de wereld, ook vorig seizoen al, en die ploeg werd toch ook geen kampioen? Het gaat er veel meer om dat je een teamspirit creëert waarin spelers voor elkaar door het vuur willen gaan. Misschien zijn Gio en ik daar wel het beste voorbeeld van. Hij heeft geweldig veel talent, kan alles met een bal, maar heeft wel mensen om zich heen nodig die hem helpen. Ik moet het juist van hard werken hebben, anders blijft er niet zoveel van me over. Dat weten we van elkaar, en dat geldt net zo voor alle andere spelers in het team.’
Toch constateren we wel een opvallende insteek. De zo beruchte weg naar het landskampioenschap, waar algemeen directeur Paul van der Kraan onlangs nog het jaartal 2014 in plaats van 2013 aan vastplakte, brengt de nodige twijfel bij de huidige aanvoerder teweeg. Is het bescheidenheid of juist realiteitsbesef? ‘Dat Jordania riep dat we voor het kampioenschap moesten gaan, werd in Nederland heel vreemd gevonden. Maar in Georgië is zoiets juist normaal. Daar valt iedereen over je heen als je niet een bepaald doel uitspreekt. Het kampioenschap is een doel en daar heb ik begrip voor, maar niet elk doel haal je in je leven. Daarom zie ik het wat breder. We willen stappen vooruit zetten. Vorig seizoen vijftiende, dit jaar bij de eerste negen, en volgend jaar vierde of vijfde. Als we dat realiseren, hebben we het gewoon goed gedaan. En ach, dat kampioenschap. Hoe realistisch is zoiets in een competitie met clubs als FC Twente, Ajax en PSV? Zij zitten niet stil, hebben ook financiële middelen en willen eveneens vooruit. Zo zie ik het, hoewel ik besef dat Vitesse een hoop afgunst heeft gecreëerd met die grote ambities. Ik merk het in elke uitwedstrijd. Tegenstanders zijn extra gebrand om van ons te winnen. Maar zo makkelijk zal dat dit seizoen niet zijn.
‘Guram kwam uit de koker van Merab Jorda-nia. We kenden hem alleen van dvd’s, waarop hij zeker een goede indruk maakte. Maar dat hij zich zo gigantisch snel zou aanpassen aan de Nederlandse voetbalcultuur heeft ook ons verrast. Guram begon vorig seizoen als rechtsback, en omdat hij het daar goed deed, bleef hij daar een half jaar staan. Maar vervolgens zagen we als centrale verdediger een nog betere Kashia. Hij traint hard, wijst spelers terecht en is het tegenpool van een opschepper. Terwijl Guram dit seizoen best met zijn borst vooruit zou mogen lopen. Hij is geen captain, omdat hij toevallig uit Georgië komt. Nee, hij draagt die band, omdat Guram als een vader is voor de spelers. Iemand van wie ze altijd op aan kunnen! Ted van Leeuwen, technisch directeur van Vitesse.
‘Je kunt aan Guram merken dat hij in zijn leven al het nodige heeft meegemaakt. Ervaringen die doorwerken op zijn houding op en buiten het veld. Guram is heel bewust met voetbal bezig, zal nooit zonder gedachte het trainingsveld opstappen. Hij wil beter worden, is een winnaar en gaat voorop in de strijd. Zelfs als hij een klein trainingspartijtje verliest, kan hij daar doodziek van zijn. Het geeft zijn perfectionisme aan en daarmee is hij een voorbeeld voor de rest. Vanaf de eerste dag bij Vitesse viel zijn verantwoordelijkheid me op. Daarom hoefde ik ook niet lang te denken over de nieuwe aanvoerder. Guram weet precies wat de ploeg nodig heeft.’ John van den Brom, trainer van Vitesse.