Een titel met Vitesse is niet realistisch
Als Gast in Gouda vertelt de aanvallende middenvelder over de gedaantewisseling van zijn club, de kritische blik van zijn vader en de drang naar een normaal leven.
Moeten we jou Marco of Justin noemen?
‘Doe maar gewoon Marco, haha. Ik weet waar je op doelt, met regelmaat word ik vergeleken met Justin Bieber, die jonge Canadese zanger. Blijkbaar lijken we qua uiterlijk op elkaar, want ook bij Vitesse worden daar vaak grapjes over gemaakt.’
Een overeenkomst is in elk geval dat jullie beiden op jonge leeftijd zijn doorgebroken. Bij jou lijkt de overgang van de jeugd naar het eerste elftal van Vitesse geruisloos te zijn verlopen.
‘Als je terugkijkt, is dat wel een terechte conclusie, denk ik. Ik word op 1 december negentien jaar en voor veel talenten is dat een leeftijd waarop ze hopen op hun eerste speelminuten in het betaalde voetbal. Ik sta na de thuiswedstrijd van afgelopen zondag tegen PSV op veertig competitieduels. Tel daar de bekerwedstrijden en de drie interlands voor Jong Oranje bij op, dan kom je toch op een mooi aantal uit. Ik hou dit echt niet elke week bij, maar het zijn wel leuke statistieken. Bovendien heb ik nu al ruim een jaar een vaste basisplaats bij Vitesse en ben ik belangrijk met doelpunten en assists. Dat geeft me vooral veel voldoening, meer dan het aantal duels.’
Maar was het niveauverschil dan niet zo groot?
‘Eigenlijk niet. Natuurlijk gaat het allemaal wat sneller en zijn tegenstanders beter dan ik in de jeugd gewend was, maar ik heb vrij snel dat niveauverschil kunnen overbruggen. Qua fitheid zit ik goed in elkaar, en dat is ook de kracht in mijn spel. Dit seizoen word ik vooral gebruikt als middenvelder met diepte in zijn spel. Als loper, van box to box, zoals ze dat weieens zo mooi zeggen. Daar voel ik me ook goed bij. Maar het is niet zo dat ik speciale dingen doe of eet. Gewoon het normale ritme, waarbij je ook moet openstaan voor de tips om je heen. Van trainers, maar ook van spelers die al veel méér hebben meegemaakt.’
Toch oog je nu fysiek sterker dan vorig jaar.
‘Dat heeft meer met mijn groei te maken dan met wat ik er zelf voor doe, denk ik. Ik pak mijn krachttrainingen, maar niet méér dan nodig is. Ik debuteerde op mijn zestiende, speelde vorig seizoen veel duels, maar ben nog wel jong.
Mijn groei was dus nog niet volledig uitgewerkt. Nu merk ik dat ik krachtiger ben, zowel in de lengte als in de breedte.’
Wat gebeurt er met een speler die op jonge leeftijd doorbreekt?
‘Het is, denk ik, vooral de omgeving die anders met je omgaat. Niet zozeer je familie of vrienden, maar meer de mensen die je niet kent. Ik speel nu tien jaar bij deze club, maar sinds anderhalf seizoen ben ik opeens voor iedereen die speler van Vitesse. Dat werkt soms toch door op je gedrag. Bijvoorbeeld als ik met vrienden op stap ben in de discotheek. We hebben een hechte vriendengroep, met jongens die allemaal uit Scherpenzeel komen. Ze halen soms de gekste dingen uit, dan hebben ze het hoogste woord als we ergens in een kroeg staan en halen ze de hele nacht door. Dat zijn van die momenten waar ik op moet letten, want de sport is het belangrijkste. Bij mij is voetbal mijn werk geworden, hoewel het nog steeds niet zo voelt. Wedstrijden zijn voor mij bijvoorbeeld hetzelfde gebleven als toen ik nog In de jeugd speelde. Natuurlijk staan er nu veel camera’s bij en is er veel aandacht, maar de kern blijft hetzelfde: proberen zo goed mogelijk te voetballen. Waarom moet ik zenuwachtig zijn als ik in De Arena tegen Ajax speel? Dat probeer ik mezelf voor te houden en daarmee neem ik een bepaalde druk bij mezelf weg. Wel merk ik dat ik een bepaalde voorbeeldfunctie heb gekregen. Jeugdige supporters kijken tegen je op omdat je profvoetballer bent. Niet dat ik daardoor zal veranderen, zeker niet. Ik zal altijd die gewone jongen uit Scherpenzeel blijven. En daar voel ik me goed bij. Als ik ooit ook maar een seconde het in mijn hoofd haal naast mijn schoenen te lopen, treedt mijn familie of vriendengroep direct op. Dat weet ik zeker en dat vind ik ook een gezonde situatie. Het zou toch ook nergens op slaan, als ik nu opeens met een dikke auto kom aanrijden? Dan zetten ze me in het dorp direct met beide beentjes op de grond. Natuurlijk heb ik een leuk contract en gaat het me momenteel allemaal voor de wind, maar meer niet. De persoon Marco van Ginkel gaat dan echt niet opeens de stoere voetballer uithangen.’
Jouw dorp neemt een centrale rol in je leven in.
‘Al mijn familie en veel Minuien wonen in Scherpenzeel, een dorp tussen Arnhem en Utrecht met een kleine tienduizend inwoners. Mijn vriendin komt ervandaan en het is echt mijn thuis. Als ik op een zaterdag vrij ben, ga ik graag naar mijn oude club De Valleivogels. Daar kan ik echt een hele dag plezier hebben met allemaal bekende mensen om me heen. Vrienden voetballen er in verschillende teams, het is een hechte gemeenschap. Op die momenten voelt het ook lekker dat niemand mij daar ziet als de voetballer van Vitesse, maar gewoon als een jongen uit het dorp.’
Toch speelde een groot deel van jouw jeugd zich in Arnhem af.
‘Op jonge leeftijd heb ik de overstap gemaakt naar de jeugdopleiding van Vitesse. Ik was negen jaar en kon kiezen tussen FC Utrecht en Vitesse. Het was allebei net zo ver reizen, maar de omstandigheden in Arnhem waren stukken beter. Daar werd je opgehaald en thuisgebracht met een busje, ging je naar een middelbare school in die stad en werd je beter begeleid. Dat heeft uiteindelijk de doorslag gegeven.’
Maar je vader Alex van Ginkel speelde in het seizoen 1987/88 negen competitieduels én drie Europese wedstrijden voor FC Utrecht. Wilde hij niet liever dat je naar zijn vroegere club ging?
‘Mijn vader zag ook dat bij Vitesse alles net iets beter geregeld was. Bovendien kwam FC Utrecht pas nadat Vitesse concreet was geworden. Een jaar lang trainde ik zowel in Arnhem als in Utrecht met de D-jeugd mee. Na een paar maanden liet Vitesse doorschemeren dat ze me graag wilden hebben, en toen kwam ook Utrecht opeens. Daarnaast wilde die club me pas als tweedejaars D-pupil hebben, dus dan zou ik nog een seizoen alleen maar meetrainen. Hoewel de link met mijn vader en FC Utrecht leuk was, en vrienden van me een seizoenkaart hadden van die club, heb ik nog geen moment spijt gehad van mijn keuze voor Vitesse.’
Mensen die jouw vader als voetballer bij FC Utrecht hebben meegemaakt, zeggen dat je veel van hem weg hebt.
‘Ik was zelf nog te jong om hem te zien voetballen, maar ik hoor ook dat we veel op elkaar lijken. Een zware knieblessure heeft ervoor gezorgd dat zijn profcarrière maar kortstondig was, maar vervolgens heeft hij nog wel lange tijd in de top van het amateurvoetbal gespeeld. Ik weet niet anders dan dat hij bij mijn wedstrijden aanwezig is, net als mijn moeder trouwens. Verschil is wel dat mijn vader zich graag laat horen over mijn spel. In de jeugd ging het na een wedstrijd in de auto naar huis nog wel even door. En dan vooral over de punten die niet zo goed waren. Hij was heel kritisch, maar altijd op een opbeurende manier. Hij doet het nu nog steeds geregeld, maar niet zo vaak meer als vroeger. Het is natuurlijk allemaal ook snel met me gegaan.’
Gaat het soms niet té snel?
‘Ik denk daar weieens aan. Ik behoorde altijd wel tot de betere spelers in mijn lichting en ben onder Theo Bos al op heel jonge leeftijd doorgestroomd naar de selectie. Vorig seizoen speelde ik veel in de basis en in de zomerstop dacht ik aan nieuwe doelen voor dit jaar. Ik wilde ook onder de nieuwe trainer John van den Brom belangrijk zijn en wie weet zou ik dan wel aan het eind van het seizoen in aanmerking komen voor Jong Oranje. Op dit moment hebben we de eerste tien wedstrijden van de competitie erop zitten en ben ik al drie opeenvolgende interlands basisspeler van Jong Oranje geweest. Mooi, heel mooi, maar er kan altijd een moment komen dat het even wat
minder gaat. Het belangrijkste is dan niet in paniek te raken.
Ik zit nuchter in elkaar en bij ons in het dorp geldt ook de gedachte van: Hard werken en normaal doen. Het is snel gegaan, maar ik staar me niet blind op de successen als voetballer. Ik besef dat er méér is in het leven dan voetbal. Dat heb ik ook altijd van mijn ouders meegekregen. De blessure van mijn vader zorgde ervoor dat hij van het ene op het andere moment moest stoppen. Daarom ook stimuleren mijn ouders me dat ik niet alles op het voetbal gooi. Ik heb de havo afgerond en probeer nu met verschillende cursussen mezelf ook buiten het veld verder te ontwikkelen. Zo wil ik binnenkort beginnen aan een cursus management, maar pas nadat ik mijn thuisstudie Engels heb afgerond. Die duurt drie jaar, ik ben nu op de helft. Ik was altijd wel een redelijk goede leerling, alleen met Engels had ik moeite. Aangezien we veel buitenlandse spelers hebben en je in het voetbal sowieso met veel culturen in aanraking komt, leek me het niet verkeerd met die taal aan de slag te gaan. Het vergt de nodige zelfdiscipline, maar het voelt als een verrijking. Ik kan ook na elke training achter de PlayStation kruipen. Dat is misschien wel leuker, maar voor je ontwikkeling is het beter een woordje Engels te leren.’
Voorlopig heb je jouw voetbaltoekomst aan Vitesse verbonden. In een jaar tijd heb je zelfs twee keer je contract verlengd.
‘Vorig seizoen was dat rond deze tijd, omdat ik pas zeventien jaar was. Ze wilden voorkomen dat ik op mijn achttiende voor een laag bedrag kon worden weggekocht. Vervolgens is de club op¬nieuw met een aanbieding gekomen, ook doordat ze vorig seizoen hebben gezien dat ik over een langere periode een bepaald niveau kon halen. Anderhalve maand geleden heb ik bijgetekend tot de zomer van 2015. Dat geeft rust en vertrouwen. Ik heb het goed naar mijn zin bij Vitesse en de club ziet in mij een belangrijke speler voor de komende jaren.’
Dat werd ook Davy Pröpper voorgehouden, maar die moet nu genoegen nemen met een reserverol.
‘Dat klopt en hoe vervelend het ook is, maar zoiets kan altijd gebeuren. Toch weet ik zeker dat Davy zich zal terugknokken in de basis. Het zit nu even tegen, en als het team goede resultaten boekt, heeft de trainer ook weinig reden te wisselen. Maar Davy heeft veel talent en daar is iedereen binnen Vitesse van overtuigd.’
Die goede resultaten hebben gezorgd voor een verrassende competitiestart van jullie. Wat is er met Vitesse gebeurd?
‘Vitesse leeft weer. Het thuisduel met PSV is daarvan een goed voorbeeld. De toeschouwers-aantallen liepen lange tijd flink terug, maar dit seizoen merken de mensen dat het met Vitesse weer de goede kant op gaat. Tegen PSV waren meer dan twintigduizend kaarten verkocht. Dat doet weer denken aan de oude tijden, toen GelreDome voor elke wedstrijd was uitverkocht. We hebben nog wel een weg af te leggen, maar het contrast met vorig seizoen is enorm. Toen was het onrustig, was er veel kritiek en keerden mensen Vitesse de rug toe. Nu lijkt het erop dat iedereen weer bij de club wil horen.’
De zege in de streekderby bij NEC heeft daarbij zeker geholpen.
‘Ik was vier jaar oud toen Vitesse voor de laatste keer in competitieverband in Nijmegen had gewonnen (1997, red.). Dat zegt voldoende. Het mooie vond ik dat iedereen ervan was doordrongen dat we daar een keertje moesten winnen. Ook alle buitenlandse spelers en dat zag je na afloop. Het feest was gigantisch.’
Jullie zijn zelfs met de spelersbus de Korenmarkt op gegaan.
‘De trainer vond dit een mooi moment om met elkaar feest te vieren. Dat hebben we gedaan en zoiets is natuurlijk heel goed voor de teambuilding.’
Iets wat vorig jaar ver te zoeken was in Arnhem.
‘Het was mijn eerste volledige seizoen bij het eerste elftal van Vitesse. Daarvóór hoorde ik geregeld de term Hollywood aan de Rijn. Na afgelopen seizoen heb ik daar een concreet beeld bij gekregen. Er gebeurde van alles, elke week, soms wel elke dag opnieuw. Ik denk dat er meer fout is gegaan dan goed, maar misschien hoorde dat ook wel bij de hele situatie. Vanuit het niets sloeg Vitesse een totaal andere weg in. Er was gewoon geen goede basis. We begonnen met een jonge selectie, waarin veel Nederlandse spelers voor hun kans gingen.
Op een dag zagen we opeens een Georgische man lopen, die onze nieuwe eigenaar bleek te zijn (Merab Jordania, red.). Er werd van alles geroepen en een paar dagen later kwamen er acht nieuwe spelers binnenlopen. Zoiets werkt nooit volgens mij, bij geen enkele club. Er was volop onzekerheid, veel jongens hadden geen idee of ze nog wel op speelminuten konden rekenen. Dat werkte door op alles en ook op de sfeer in het team. Ik ben van mening dat er met de kwaliteit niet zo veel mis was, maar we waren geen team. Het waren allemaal losse eilandjes en je zag het terug in de resultaten. Dan wonnen we de ene week, maar gingen we een week later weer met grote cijfers onderuit.’
De toenmalige trainer Albert Ferrer had een opvallende hoofdrol. Hij was ook de eerste coach sinds lange tijd die in jou een spits zag.
‘Toen ik heel klein was, heb ik in de spits gespeeld, maar dat geldt volgens mij voor iedere jonge voetballer, l ener zag in mij een spits en die rol heb ik zo goed mogelijk proberen in te vullen. Het ging niet eens slecht, want hij liet me vrijwel wekelijks op die positie beginnen. Maar in een moeizaam draaiend team merkte ik dat het niet de positie was waar ik mij kon onderscheiden.
Ach, er is veel gezegd en geschreven over Ferrer, maar ik neem die man niets kwalijk. Hij was een grote voetballer, maar liet zien als trainer nog veel te moeten leren. In elk geval als trainer in Nederland, maar dat kan ook met de cultuurverschillen met Spanje te maken hebben. Ik vind het te gemakkelijk op hem af te geven, Vitesse was vorig seizoen voor geen enkele trainer een eenvoudige klus.’
Maar wat is het geheim van John van den Brom?
‘Ik denk dat hij spelers vrij laat binnen bepaalde grenzen. Hij kan zeker kort erop zitten, maar hanteert daarbij een goede mix tussen opjagen en loslaten. Zo hadden we laatst een week waarin we heel hard trainden. Op de woensdag kwam hij opeens met een partijspel aanzetten tussen de Nederlandse en de buitenlandse spelers in de selectie. Een trainingspartij met een knipoog, maar waarin iedereen er vol voor ging. De verliezer moest namelijk de winnaar mee uit eten nemen. Uiteindelijk hebben de buitenlanders gewonnen. Een overwinning waarover langer werd doorgepraat dan een normale partij en dat had daardoor weer een positieve invloed op de sfeer in de groep.
Afgelopen week zijn we, vanwege die traininspartij, met de hele selectie in een Japans restaurant in Arnhem gaan eten. Het zijn kleine dingen, die op een speelse manier tot stand komen, maar waardoor voetballers het gevoel hebben dat ze een team vormen. Bovendien zijn spelers als Nicky Hofs en Piet Velthuizen daarin ook belangrijk. Zij kennen de club en zorgen voor een juiste mix.’
Waar kan die juiste mix toe leiden?
‘Europees voetbal spelen met Vitesse is het volgende doel. Ik denk dat zoiets ook een realistisch streven is. Vorig seizoen heeft ADO Den Haag dat bereikt, waarom zou Vitesse dat dit seizoen niet kunnen? Ik denk dat we over voldoende kwaliteit beschikken om tot het einde mee te doen om deze plaatsen.’
En hoe kijkt een nuchtere jongen uit Scherpenzeel aan tegen het kampioenschap van 2013?
‘Eigenlijk helemaal niet. Dat was iets van Maasbert Schouten (voorganger van Merab Jordania, red.), die dat riep in al zijn euforie omdat hij alle aandelen had verkocht. Vitesse moet zich daar helemaal niet mee bezighouden. In de afgelopen tien jaar is de club vrijwel constant in het rechterrijtje geëindigd. Laten we blij zijn als dat dit seizoen niét zo is. Dan hebben we een stap gemaakt, maar een kampioenschap vind ik niet realistisch. Zoiets kun je niet even met geld kopen. Niemand in de selectie is met zoiets bezig en dat is maar goed ook. Je hebt gewoon helemaal niets aan die grote woorden.’
Jouw goede spel is niet onopgemerkt gebleven, want je naam komt voor op alle lijstjes van de Nederlandse topclubs. Hoelang speel jij nog voor Vitesse?
‘Op mijn leeftijd is spelen het allerbelangrijkste. Niet alleen nu, maar ook de komende jaren. Ik ben nog jong, maar heb in mijn periode bij het eerste van Vitesse wel gemerkt dat er niets te plannen is in het voetbal. Vorig jaar wilde de club heel veel, maar ging er vervolgens heel veel verkeerd. Dit jaar wordt er voor een geleidelijke weg gekozen en slaat het allemaal wél aan. Dat is ook de weg die ik voor mezelf zie.
Natuurlijk heb ik doelen, maar dan kijk ik van seizoen tot seizoen. Dit seizoen wil ik belangrijk zijn voor de club en Jong Oranje. Verder kijk ik niet vooruit, hoewel ik wel ooit voor een topclub wil spelen. Dat lijkt me logisch. Maar aan de andere kant: Vitesse heeft ook ambities en wil naar de top. Wie weet sluiten die twee dingen wel perfect op elkaar aan.’