Davy Pröpper piekert over een verloren jaar bij Vitesse
Aan de bal deed Pröpper als valse linker spits soms mooie dingen, maar zijn rendement bleef uit. Het einde van 2011 bracht de 20 jaar jonge Arnhemmer geen verlichting. Begin dit jaar tekende Pröpper, toenmalig nummer 10 van Jong Oranje en één van de grootste talenten van Vitesse, een nieuw contract tot 2014. In januari had Ajax nog geïnformeerd bij Vitesse of het de technische begaafde middenvelder per direct over mocht nemen.
‘Onbespreekbaar’, liet Vitesse weten. Pröpper was begripvol, maar teleurgesteld, tenslotte is Ajax zijn club en jongensdroom. Tot overmaat van ramp raakte hij onder de Spaanse trainer Albert Ferrer zijn plaats kwijt. Tot woede van Jong Oranje- trainer Cor Pot, die vond dat ‘Pröpper altijd moest spelen’.
Het einde van het tijdperk Ferrer betekende voor Pröpper een nieuwe kans en die kreeg hij van John van den Brom, die als speler gelijkenis vertoonde met Pröpper. „De eerste zeven wedstrijden van het seizoen liep het ook lekker”, zei Pröpper. Samen met Marco van Ginkel, die zich stormachtig is gaan ontwikkelen, en de geslepen Nicky Hofs, maakte hij vroeg in het seizoen indruk op het middenveld. „Daarna heb ik één mindere wedstrijd gespeeld, tegen NAC”, weet Pröpper. Hij grossierde in balverlies en raakte zijn plaats en belangrijker, zijn vertrouwen kwijt.
„ Ik heb er met de trainer over gesproken. Hij zegt dat ik nonchalant lijk, maar dat is het ook niet. Ik ben niet nonchalant, maar ik probeer af en toe iets wat mislukt. Wat het wel is, weet ik niet.”
De stilist van Vitesse wordt door zijn trainer Van den Brom als een verdedigende middenvelder gezien, maar zijn spel is doorspekt van risicovolle acties; soms briljant, soms tot mislukken gedoemd. Pröpper: „ Als verdedigende middenvelder mag je die risico’s niet nemen. Op de training probeer ik mezelf te verbeteren op de punten die de trainer wil. Maar het liefst speel ik verder naar voren, op ‘10’.”
Bij het sluiten van 2011, donderdagavond in Eindhoven, is van zijn onmiskenbare klasse weinig over.
„ Als het goed gaat, hoor je niemand over die foutjes, als het wat minder gaat, heeft iedereen het erover. Dan ga je nadenken. Ik neem het ook mee in de wedstrijd. Er is mij wel gezegd dat ik overal meer schijt aan moet hebben. Maar zo ben ik niet. Dat zit in het karakter, dat verander je moeilijk.”
In topsportland Amerika zou elke club een sportpsycholoog op Pröpper hebben afgestuurd om het talent te polijsten. Pröpper glimlacht om de suggestie: „Ik heb nou vakantie, ik ga er eerst zelf maar eens mee aan de slag.”