Rutten is op zijn hoede voor technisch vaardig Heracles

Om in het spoor van de vaderlandse top te blijven moet Vitesse zaterdagavond winnen bij Heracles Almelo. Trainer Fred Rutten verwacht een moeilijke wedstrijd.

‘Iedereen weet dat Heracles sinds augustus pas één wedstrijd heeft verloren en dat was tegen PSV. Het is heel moeilijk om daar te winnen. We gaan dan ook niet naar Almelo met het gevoel van: dit gaan we even doen.’

‘Een lastige wedstrijd dus’, vervolgt Rutten. ‘In het strijdplan moet een beetje agressie zitten, maar je moet niet vergeten te voetballen. Dat is wat Heracles heel goed kan. Dat zijn bijna allemaal kunstgras-voetballers, technisch zeer vaardig. Ze spelen heel gedurfd en hebben talentvolle spelers. Dan denk ik bijvoorbeeld aan een Lerin Duarte, een jongen die potentie heeft om door te groeien.’

Rutten lijkt met dezelfde elf te beginnen als een week geleden tegen FC Groningen. De geschorste Theo Janssen ontbreekt nog, evenals de al langer geblesseerde Davy Pröpper. Ook Gaël Kakuta is nog niet voldoende hersteld van zijn hamstringblessure. Waarschijnlijk krijgt Mike Havenaar opnieuw het vertrouwen op de linksbuitenplaats.

‘Voor mij is het belangrijk dat ik speel’, laat de Japanner weten. ‘De trainer gebruikt me vaak als linksbuiten. Natuurlijk speel ik het liefste in de spits, maar ik moet elke kans aangrijpen. Ik heb al genoeg langs de kant gestaan.’

Beducht
Havenaar is beducht voor Heracles. ‘Ze spelen bijzonder aanvallend, in een 3-4-3 formatie. In Japan heb je een paar ploegen die zo spelen, hier ben ik het nog niet vaak tegengekomen. Toch moeten wij ons vooral focussen op ons eigen voetbal. Ons doel is om de Europa League te halen. Dan moet je dit soort wedstrijden winnen. Er is geen excuus.’

Heracles-aanvaller Everton maakt zich minder zorgen over de ontmoeting met de Arnhemmers. ‘Het wordt weliswaar een moeilijke wedstrijd, want het is een goeie ploeg, maar we spelen thuis en willen winnen. Wilfried Bony is een goede spits, sterk ook, maar wij hebben goede spelers genoeg. Daarom zijn wij niet bang voor hem.’

VI