Mike Havenaar: ‘In mijn hart blijf ik een Japanner’
Het blijft een komisch tafereel. Na afloop van ieder duel staan de kleine journalisten in een halve cirkel rond de Japanse reus. Met gestrekte arm komen de voicerecorders net boven Havenaars borst. Driftig wordt elke volzin, hoe triviaal ook, genoteerd en standaard volgt dan een nederige knik. Amper een dag later is alles voorpaginanieuws in The Daily Yomiuri, de Asahi Shimbun en The Mainchi Daily News.
‘Dit valt nog wel mee. In Japan werd ik gek van de pers! reageert Havenaar op het nieuwe opleidingscomplex op Papendal. Met een armzwaai beschrijft hij een lange rij wachtende verslaggevers, iets wat tijdens zijn laatste periode als profin Japan zijn dagelijkse lot was. ‘Het waren er meer dan honderd. Als ik om 12.00 uur van het trainingsveld liep, kon ik pas om 16.00 uur naar huis. Een Japans international is geen voetballer maar een filmster. Ik kon niet meer normaal over straat.’
Anders dan de naam van zijn huidige werkgever doet vermoeden, is het leven bij Vitesse voor Mike Maiku Hafuna Havenaar een oase van rust. In Nederland is er de betrekkelijke anonimiteit die er thuis nooit was. Ook niet in zijn jeugdjaren in Hiroshima, waar hij door zijn Europese uiterlijk en lengte een verschijning op zich was.
De Wondersloffen van Sjakie
Zijn opmerkelijke verhaal begint eigenlijk al in 1984. In dat jaar vertrekken zijn ouders naar Japan. Vader Dido Havenaar, in die tijd keeper van FC Den Haag, is een van de eerste Europeanen die het competitievoetbal in het Land van de Rijzende Zon naar een hoger niveau moeten tillen. Bij het fabrieksteam van Mazda SC, tegenwoordig Sanfrecce Hiroshima, tekent Dido San in eerste instantie voor één seizoen. Na enkele contractverlengingen, gezinsuitbreiding en het aangename leven in Japan, besluiten hij en zijn vrouw Ghita zich er permanent te vestigen.
Een jaar na de grote verhuizing wordt Mike geboren. Er worden Nederlandse geboortekaartjes gedrukt en hij woedt bijgeschreven in het Nederlandse paspoort van zijn moeder. Dat verandert pas in 1994 als de familie zich laat naturaliseren. De Japanse wetgeving heeft dan bepaald dat het niet meer is toegestaan om twee nationaliteiten te hebben. ‘Ik heb er niets van gemerkt, daarvoor was ik te jong! blikt Mike Havenaar terug. ‘Maar voor mij veranderde er praktisch niets. Vooral voor mijn ouders was het, denk ik, een grote stap om de Nederlandse nationaliteit op te geven. Ik en mijn jongere broer Nikld zijn in Japan geboren. Van de drie kinderen is alleen mijn zus Danielle in Nederland geboren, tijdens de verhuizing naar Japan was zij een baby.’
Een Nederlands paspoort of niet, binnen het leven van de familie Havenaar is er overduidelijk
Hollandse inbreng. Een kleine wereld die alleen binnen de muren van de woning bestaat, een wereld waar periodiek Nederlands snoep en speelgoed wordt bezorgd en ze een andere taal spreken. Zo kan het dat Mike Havenaar zich als kind overdag vermaakt met het kijken van Japanse cartoons, om ’s avonds weg te dromen bij De Wondersloffen van Sjakie. ‘Mijn eerste Hollandse jeugdherinnering! zegt Havenaar. ‘Mijn oma stuurde ons altijd boekjes op. Ook de DonaldDuck en Roel Dijkstra zaten daarbij. Maar ik was vooral fan van De Wondersloffen van Sjakie. Het voetballertje dat alleen maar kan scoren op zijn favoriete voetbalschoenen. Aangezien ik moeite had om Nederlands te lezen, las mijn vader altijd voor. Volgens mij liggen die stripboeken nog op zolder bij mijn ouders…’
Kapper
Havenaar zit op een internationale school, spreekt Nederlands met zijn ouders, maar voelt zich Japanner. ‘Thuis was ik een Hollander, buiten een Japanner,’ zo stelt hij. ‘Feitelijk ben ik drietalig opgevoed. Want op de internationale school sprak ik Engels, ik zat daar met Europeanen, Aziaten, Amerikanen. Officieel mochten we geen Japans praten, maar stiekem deden mijn vrienden en ik dat onderling wel. Eenmaal thuis werd er overge-schakeld op Nederlands. Voor mij was dat allemaal heel logisch en natuurlijk. Die klik maakte ik automatisch. Pas op latere leeftijd werd dat minder.’ Toch is de taal blijven hangen. Havenaar spreekt Nederlands met af en toe een verdwaald woordje Engels. Niet onhandig als een van de wonderlijkste verschijningen in de Eredivisie. Boomlang, een Europees gelaat, maar de verlegen oogopslag van een Japanner. Geheel in Oosterse stijl met een modieus baardje, blonde lokken en zwart haarbandje. ‘Dat Aziatische uiterlijk komt vooral door mijn Japanse kapper,’ aldus Havenaar.
De spits is op vijftienjarige leeftijd al 1 meter 90 lang. Havenaars vrienden meten in die tijd hooguit 1 meter 60. Het maakte hem ongewild tot een attractie in eigen land. ‘Bij mijn vrienden en ploeggenoten was ik gewoon Mike, een jongen net als iedereen. Voor voetballers van de tegenpartij was ik altijd die buitenlandse jongen. Dat was op zich niet zo’n probleem. Lastiger was het als ik door de stad liep of met een trein naar de training
ging. In Japan zijn ze geen Europeanen gewend. Ik werd constant nagekeken en mensen hadden het over die buitenlandse jongen. Dat voelde vreemd. Helemaal omdat ik ieder woord verstond van wat mensen achter mijn rug over mij zeiden. Ik was voor mijn eigen gevoel op en top Japanner, alleen zag ik er wat anders uit. Daar konden vooral de andere mensen maar niet aan wennen.’
Tieneridool
De echte gekte rondom Havenaar moet dan nog losbarsten. Net als zijn vader lijkt Mike voorbestemd om het profvoetbal te halen. Niet als doelman, maar als scorende spits. (‘Ik wilde geen keeper worden. Ik vond het veel leuker om die ballen erin te schieten.’) Zijn omgeving werkt inspirerend. In de jaren negentig komen grote spelers naar Japan, zoals de Braziliaanse wereldkampioen Dunga, de Italiaan Salvatore Schillaci, Gary Lineker en Gerald Vanenburg. Het worden ploeggenoten én huisvrienden van vader Dido. Zelf is Havenaar junior vaak op het trainingsveld bij zijn vader te vinden. Vanaf de zijkant bekijkt hij de training en na afloop werkt hij aan zijn traptechniek. Vader Dido op doel, Mike die van zestien meter afstand mag aanleggen.
Hij heeft talent. Mike Havenaar wordt opgenomen in de opleiding van Yokohama Flügels Marinos, de club waar zijn vader vanaf 2003 als keeperstrainer werkt. De aanvaller wordt geselecteerd voor diverse vertegenwoordigende jeugd- elftallen en maakt op achttienjarige leeftijd zijn debuut in de J-League. Daarop volgen een paar verhuurperiodes aan kleinere clubs én het spectaculaire jaar 2011 als Havenaar namens Ventforet Kofu als de op een na trefzekerste speler van de J-League finisht met zeventien doelpunten. Een bizar aantal voor een gepromoveerde ploeg die datzelfde seizoen direct kansloos degradeert. De Havenaar-gekte breekt los, helemaal na zijn selectie voor het nationale team. Havenaar: ‘Op twaalfjarige leeftijd stond ik al in de krant: "De zoon van Dido voetbalt ook" Ik ben heel lang de zoon van gebleven. Dat werd op den duur wel vervelend. Pas in mijn vierde jaar als prof, toen ik echt wist door te breken, raakte ik dat stempel kwijt. Ik was niet meer die lange jongen uit Europa of de zoon van, nu was ik Mike Havenaar de international.
Alles veranderde. Als je in Japan eenmaal in de spotlights staat, kom je er niet meer uit. Altijd maar die interviews en al die fans. Japanners zijn heel beleefd en staan iedereen te woord, maar gelukkig had ik een manager die de mensen soms wegstuurde. De pers maakt je helemaal gek. Ik moest elke dag met een quote in de krant. Dan stond er: "Mike Havenaar denkt de volgende wedstrijd mogelijk wel te kunnen scoren’! Alles wat ik zei was nieuws…’
Havenaar vertelt uitvoerig over het leven als een tieneridool in Japan. Hij kan na zijn grote doorbraak niet gewoon over straat. En als hij een hapje wil eten met zijn vriendin, staat er altijd wel een cameraploeg voor de deur. Waarschijnlijk gebeld door een bevriende eigenaar. Havenaar verliest de grip op zijn eigen leven en verlangt naar een anoniem bestaan. Hij zou liever een Japanner van 1 meter 70 met een kantoorbaan zijn. Niet die Hollandse reus met zijn bekende vader én een interlandcarrière.
Alleen uit de wedstrijden haalt hij nog plezier. ‘Als je in een groot stadion kunt voetballen, mag je niet klagen. Alleen wil ik geen superster zijn, ik wil gewoon voetballen. Dat leventje in de spotlights vind ik maar niks. Ik wil mijn eigen leven hebben, een privé- bestaan. Dat was ik in Japan helemaal kwijt. Dat is in Arnhem wel anders. Hier schreeuwen ze soms: "Hé Mike". Dan zwaai ik een keer en lopen ze door. Ik ben blij dat ik dat verstikkende leventje achter me heb gelaten.’
Groentesoep
Arnhem dus. Op het moment dat Havenaar zijn ongekende bekendheid verwerft als international, reist Ted van Leeuwen af naar het Verre Oosten. De technisch directeur van Vitesse wil Havenaar warm maken voor een transfer. De spits heeft dan al een aanbieding van VfL Wolfsburg op zak, maar kiest in januari van 2012 toch voor Gelredome. ‘Een logische tussenstap! zo vindt de aanvaller. In Nederland kan Havenaar een betere voetballer worden én de Japanse gekte ontvluchten. Met de keuze voor Nederland en Arnhem in het bijzonder, lijkt de cirkel rond. ‘Misschien zijn sommige dingen voorbestemd! stelt Havenaar, wijzend richting de sportvelden op sportcomplex Papendal. ‘Mijn moeder heeft hier vroeger nog gesport. Ze oefende voor de meerkamp en trainde hier. Toch heb ik Nederland niet gekozen vanwege mijn familie.
Sterker nog, ook Nederland voelde voor mij als buitenland. Ik kende Holland alleen van de verhalen en van de schoolvakanties. Als klein ventje ging ik vaak met mijn ouders naar opa en oma. Toen was Nederland echt een paradijs. Ik at elke dag patat, kroketten en bitterballen… Maar binnen een week had ik heimwee naar Japan.’
Inmiddels woont hij ruim een jaar in het land van zijn ouders. Het is gek. Nederland heeft altijd een bijzondere rol ge- igjfe speeld, maar wel op afstand. Nu maakt hij er zelf deel van uit en komen steeds meer aangename herinneringen van vroeger terug. ‘Toen ik vorig jaar op Schiphol landde, hoorde ik alleen maar Nederlands om me scheen. Ik herkende de woorden, de klanken; maar ik kon het niet allemaal plaatsen. Al dat geluid, al die verschillende accenten. In het begin werd ik helemaal gek. Het heeft wel even geduurd tot ik daaraan kon wennen. Nee, Nederland voelde niet meteen als thuiskomen.’
‘Maar het heeft me ook veel gebracht) verwijst Havenaar naar onder meer het aangehaalde contact met een oom en tante, zijn grootouders. ‘Tijdens een bezoek aan Hazerswoude reden we langs het oude huis van mijn oma. Ik herkende het veldje waar mijn broertje en ik altijd voetbalden. Daar waar we met een stok de bal uit de sloot moesten halen. Het riep veel verhalen op, zoals de snoepjespot van mijn oma. Er was een voorraadkast en op het hoogste schap stonden de snoepjes. Ik heb nog een litteken in mijn gezicht van die ene keer dat ik ervanaf viel. Er zijn veel van die kleine verwijzingen. Zoals de geur van de groentesoep die mijn oma maakt. De Nederlandse kant in mij heb ik iets meer opengesteld. Dat voelt best goed en vertrouwd.’
‘Toch merkte ik in alles dat ik Japanner ben. Op de club praat ik anders met Michi (Yasuda red.) dan met de andere teamgenoten. We praten over Japan, wat daar speelt. Het leven is heel anders, we hebben andere interesses. Het zat hem vooral in kleine dingen. De winkels zijn hier niet 24 uur per dag open en het gezonde Nederlandse eten is niet lekker. En dat terwijl ik vroeger altijd dacht dat het Nederlandse eten heerlijk was. Af en toe haal ik een kroketje uit de muur, een vaste gewoonte van mij en mijn vader als we op visite in Nederland kwamen. Maar ja, die kan ik nu niet meer elke dag eten… Michi en ik zijn wel hier, maar we praten over de dingen daar. Ik ben een Nederlandse Japanner. Hoe Hollands ik er misschien ook uitzie, in mijn hart blijf ik een Japanner.’
Vertrokken vrouw en dochter
Het is het treurige lot van Mike Havenaar. In Japan wordt hij gezien als een vreemde, lange Europeaan op voetbalschoenen, in Nederland is hij die gekke Japanner met Nederlandse ouders. De zoektocht naar zichzelf is slechts deels voltooid. Maar hij is in Nederland in ieder geval verlost van de camera’s en de gillende tienermeisjes. ‘Ik red me hier prima! zegt hij. Al moet ik voor écht goed Japans eten of een traditionele Japanse kapper naar Düsseldorf. Na mijn loopbaan keer ik sowieso terug. Vooral voor mijn dochter. Ze is nu ruim anderhalf jaar en woont samen met mijn vrouw in Japan. Een paar keer per jaar komen ze over. Mijn vrouw vindt het hier niet zo leuk en kon niet wennen aan het land. Ze was misschien wel te jong, ze miste haar vrienden. Dat is lastig. Ze heeft gezegd dat ik naar Japan terug moest komen. Dan zei ik: Ik heb zó hard gewerkt om hier te komen, ik kan niet zomaar mijn dromen opgeven. Het was een cultuurverschil, de taal werkte niet mee. Ze spreekt geen Engels. Ze was hier drie weken geleden nog, maar is nu weer weg.’
Sportief zat het hem ook niet mee. In Arnhem kwam de Japanse superster op de bank terecht. Er waren twee redenen: zijn Oosterse mentaliteit ‘en ik moest de concurrentie aangaan met een zekere Wilfried Bony,’ vertelt hij. ‘Ik wist niet wat ik zag! Vorig jaar kon ik hem nog aardig bijbenen, dit jaar staat er geen maat op die man. In het begin was ik veel te verlegen. Japanners hebben veel meer respect voor ouderen en mensen in hogere functies. Hier haalt Marco van Ginkel met iedereen geintjes uit. Dat durfde ik niet. Op het veld was het nog erger. In Japan maakt niemand een tackle. Als een Japanse spits al met zijn armen zwaait, krijgt hij geel. In mijn laatste twee seizoenen in Japan heb ik tien gele en twee rode kaarten gepakt! Japanners zijn bang voor de arbiter, fysiek spel is uit den boze. Als Bony in Japan zou spelen, zou hij wekelijks met rood van het veld worden gestuurd. Die mentaliteit nam ik mee naar Nederland. Ik was veel te lief. Het heeft een jaar geduurd om me aan te passen. Dat duurde eigenlijk veel te lang.’
De laatste maanden heeft er een omslag plaatsgehad. Havenaar heeft een basisplaats veroverd ten koste van Jonathan Reis en is een belangrijke schakel in het team. Afgelopen zaterdag scoorde hij zelfs tweemaal in het uitduel met Roda JC (3-3). Zijn geheim? If you can’t beat them, join them. Op die manier overleefde hij zijn Japanse jeugd én zijn eerste jaar in Arnhem. ‘Op een gegeven moment kreeg ik door dat de concurrentiestrijd met Bony niet te doen was. Mijn enige optie was met hem samen te spelen. Eerst kwam ik op de linksbuitenpositie terecht, niet echt mijn ding. Nu ben ik meer een schaduwspits. Ik scoor, geef assists en voel het vertrouwen. Ook als ik minder speel, laat de trainer me negentig minuten staan. De volgende stap is een basisplaats in de spits. Bony zal waarschijnlijk vertrekken. Misschien dat Vitesse een andere spits haalt, maar dat zie ik dan wel. Ik heb in ieder geval een goed gevoel, ik denk bewezen te hebben dat ik zijn plek kan overnemen. Ik kwam naar Europa om beter te worden en dat lukt elke dag. Momenteel speel ik in de top van de Eredivisie. Niet gek toch, voor de zoon van Dido?’
‘Als voetballer is hij weer meer Nederlander’
Dido Havenaar volgt niet alleen de ontwikkeling van Mike op de voet. Zijn andere zoon, de achttienjarige Nikki, maakte onlangs zijn officiële debuut in de hoofdmacht" van Nagoya Grampus en is actief voor de Japanse ploeg Onder-19. De huidige keeperstrainer van het Zuid-Koreaanse Suwon Samsung Bluewings zorgde in 2006 samen met Mike voor een primeur. Havenaar junior debuteerde bij de Flügels Marinos, de club waar Dido toen keeperstrainer was.
Het was de eerste vader-zooncombinatie in de J-League. ‘In Japan hebben ze hem jarenlang de zoon van genoemd’, verhaalt Dido Havenaar. ‘Dat maakte het voor Mike lastig, want hij wilde per se op eigen kracht als prof slagen. Hij droomde ervan naam te maken in de Engelse, Spaanse of Franse competitie. Maar de Eredivisie is een heel goede competitie waar hij als voetballer goed tot zijn recht komt. In zijn manier van spelen, zijn tactische inzicht is Mike namelijk wel méér Nederlander dan Japanner.’
Waar de vergelijkingen met Havenaar senior zijn gestopt, ondervindt nu Nikki Havenaar hinder van zijn voetballende familieleden. De broer van Mike, zo wordt de 1 meter 97 lange centrumverdediger genoemd. ‘Voor Nikki is het vervelend dat het hele circus opnieuw begint’, aldus Mike Havenaar. ‘Hij heeft pas één wedstrijd in het eerste team van Nagoya Grampus gespeeld. Uitgerekend een duel met mijn oude club Sagan Tosu. Zelfs bij het omroepen van zijn naam werd hij geloof ik de broer van genoemd… Misschien dat we ooit nog een keer samen voetballen. Alleen is Nikki nog erg jong, hij zal nog zeker een aantal jaar in Japan blijven spelen.’