25 december 2011 In de media

‘Kan ik in Nederland over straat? Ja, toch?’

Kroniek ‘Balverlieft’. Een wekelijks kroniek van Voetbal International magazine. Te tijden van het interview en plaatsen van het artikel, was nog niet bekend dat Mike Havenaar inmiddels voor Vitesse heeft getekend (red.)

Michel van Egmond is eindredacteur van het populaire RTL 7-programma Voetbal International. Hij doet elke week vanuit Hilversum verslag van de gang van zaken achter de schermen en bericht over andere gebeurtenissen aan de rand van het voetbalveld. Deze week aflevering 70, over Mike Havenaar de spits van Japan met de Nederlandse roots.

Woensdagochtend in Showa, Japan. Een lange rit langs tempeltuinen, bloesembomen en baseballvelden brengt de bezoeker uiteindelijk bij Oshira Park, een paar grote grasvelden langs een drukke weg. Daar heeft zich net een verzameling oosterse bejaarden gemeld voor de dagelijkse ochtendgymnastiek. Wanneer ze hun mondkapjes hebben voorgebonden en de eerste kniebuigingen van de ochtend maken, wordt het voorbijrazende verkeer richting Kofu bijna overstemd door het gekraak van hun oude botten.

Dit mag dan een wat vreemde setting lijken voor de training van een serieuze J-League club, na een rampseizoen kijkt niemand hier nog ergens van op. Bij de inmiddels alweer gedegradeerde promovendus Ventforet Kofu is alles mogelijk zou Mike Havenaar, de succesvoile spits van de ploeg, later die middag ook zeggen. Deze ochtend komt hij als een van de laatste spelers naar buiten voor de training, een 1 meter 94 lange jongen met een Europees uiterlijk maar de verlegen oogopslag van een Japanner. Dat is Mike Havenaar ook, een Japanner. Hij denkt Japans, hij droomt Japans en hij voelt zich Japans. Zijn beide ouders zijn weliswaar Nederlands, maar hijzelf werd geboren in Hirsoshima en heeft ook maar één paspoort: een Japanse.

Zijn vader Dido speelde als doelman in Japan, vandaar. Behalve oliebollen, stroopwafels en broodjes kroket prefereert Mike de oosterse keuken boven de Nederlandse, zijn vrouw is Japans alsook zijn pasgeboren dochtertje en wanneer het Japanse volkslied wordt gespeeld krijgt hij kippenvel. Hij praat Nederlands omdat hij die taal vanaf zijn jeugd met zijn ouders is blijven spreken, al zijn de denkpauzes tussen zijn zinnen in de loop der jaren steeds iets langer geworden en sluipt er inmiddels regelmatig een Engels woordje zijn idioom binnen.

Nederland kent hij alleen als vei vakantieland, een vreemde wereld die op gezette tijden bezocht moet worden om aan familiaire verplichtingen te voldoen en die vroeger, in zijn kindertijd, standaard binnen een dag of vijf hel weeë gevoel van heimwee naar Japan bij hem opwekte. De laatste keer dat hij er was, een paar jaar terug alweer, bezocht hij er zijn Nederlandse oma. Maar als je hem vraagt of die oma nog steeds in Benthuizen woont, zegt hij: ‘Ja… Tenminste, ik geloof het wel… Alhoewel, ik weet het eigenlijk niet.’

Zoals er weinig Nederlanders te vinden zijn die op een blinde kaart feilloos Musashitakahagi weten aan te wijzen, zo heeft Mike Havenaar eigenlijk geen idee waar Benthuizen ligt. Nederland is een ver en vreemd land voor hem, het wat vage achtergronddecor bij de jeugdverhalen van zijn ouders. Alleen wanneer Oranje voetbalt, of zoals laatst, toen de honkballers plotseling wereldkampioen werden, dan voelt hij wel iets van zijn Nederlandse roots en komt er een soort nationale trots opborrelen. Wanneer Japan tegen Nederland voetbalde was hij doorgaans ook altijd voor Oranje. Nu niet meer, maar dat zou ook wat vreemd zijn, want inmiddels is hij zelf de nieuwe spits van Japan.

De training verloopt zoals je zou verwachten bij een ploeg die al is gedegradeerd: lusteloos. Ook Mike Havenaar maakt een uitgebluste indruk. In gedachten heeft hij al afscheid genomen van deze club. Ventforet past inmiddels niet meer bij zijn ambities. Dat hij met zeventien doelpunten tweede werd op de topscorerslijst van de J-League en het tot A-international schopte als spits van een ultra verdedigende degradant is knap, maar het geeft ook aan dat hij dit niveau is ontgroeid. Het enige dat Ventforet hem nu nog brengt is ergernis.

 

De wetten en codes van de hiërarchische Japanse maatschappij schrijven voor dat hij zijn mond moet houden tegen managers en bestuursleden, zeker wanneer deze ouder zijn. Daar legt Havenaar zich dan maar bij neer. Maar later die middag zal hij in vrijwel vlekkeloos Nederlands uitleggen hoe hij er echt over denkt. ‘Hier blijf ik niet langer. Ik ben hier vorig jaar weliswaar topscorer geworden en dit jaar zelfs international, maar toch is dit echt een slechte club. Het trainingscomplex is slecht, de mensen die er werken zijn slecht…

De managers denken hier meer aan zichzelf, dan aan de club. Het Japanse voetbal wordt geregeerd door vriendjespolitiek. Er zijn door ons dit seizoen tien nieuwe spelers gekocht. Er staat er maar één in de basis. De algemeen manager nam zijn vriend aan als trainer. Toen we alles begonnen te verliezen, ontsloeg hij zijn vriend weer. Nu is hij zelf trainer. Zo gaat dat hier. Ze zeggen dat ze geen geld hebben, maar er zijn pas nog twee extra spelers gekocht. Een Koreaan en een Braziliaan. Die Koreaan is al terug naar Korea en die Braziliaanse spits, nul goals, heeft nu een hamstringblessure. De manager is ook gek. Hij zegt de raarste dingen. Er klopt helemaal niets van wat hij beweert, maar ja. Door het leeftijdsverschil is het moeilijk er iets van te zeggen. Het heeft geen zin. Is het echt waar dat in Nederland een trainer door de spelers is weggestemd? Ongelooflijk. Dat zal hier niet gebeuren. Daarom moet ik hier weg.’

Maar voorlopig wandelt hij nu, na afloop van een training waarin het elftal voornamelijk heeft geoefend in stil staan, door een hek en begeeft hij zich zuchtend richting een lange rij keurig wachtende fans. De rest van de spelers, inclusief de Brazilianen die in vrijwel elke Japanse ploeg zijn te vinden, kunnen ongestoord richting kleedkamer wandelen, maar Havenaar staat voorlopig nog niet onder de douche. Er wacht hem een lange sliert aanbidders die zoals elke dag buigend als knipmessen een deel van zijn tijd opeisen.

Dit is het lot van Mike Havenaar, tot vorig jaar nog een tamelijk anonieme spits in de tweede divisie van Japan, maar nu een van de nationale voetbalsterren: een oneindige rij zwijgende fans, dag in dag uit bedelend om wat aandacht in de vorm van een handtekening, een foto, desnoods alleen een buiging van de beroemdheid. Er zitten opvallend veel meisjes en vrouwen tussen. Voetballers zijn populair in de celebrity-maatschappij die Japan is, ze staan er voor veel dames op gelijke hoogte met filmsterren, tv-hel- den, popmuzikanten en honkballers. Maar ook jonge mannelijke voetballiefhebbers vullen hier de rij, de viltstift en meegebrachte voetbalprullaria al in de aanslag, als ook wat kromgetrokken bejaarden, toevallig passerende stelletjes en de leidster van een hele kluit Japanse peuters, bijeen gehouden door een lang koord waar ze allemaal op gepaste afstand aan zijn bevestigd.

Het gaat er ogenschijnlijk gedisciplineerd aan toe. Wie aan de beurt is, maakt eerst een buiging. Pas daarna wordt de voetballer omstandig, bijna plechtig benaderd. De meeste mensen willen iets laten signeren en even met de ster op de foto. Sommigen hebben een cadeautje meegebracht. Een mevrouw in een blauw gewaad vouwt zich bijna dubbel en overhandigt dan een secuur ingepakt tasje vol cadeaus. Havenaar knikt en geeft het tasje aan een pr-medewerker van de club die de hele dag niet van zijn zijde wijkt. Veel jonge moeders drukken zenuwachtig hun baby in handen van de spits. Mike Havenaar gaat zodoende deze ochtend op de foto met verlegen peuters, wat slapende baby’s, een krijsende tweeling en nog een hele rits andere kleine Japannertjes. Gaandeweg krijgt hij ook nog een paar huisdieren op schoot.

 

Hij ondergaat het allemaal glimlachend maar diep in zijn hart zou hij iedereen het liefst anoniem voorbij lopen. ‘Ik zou een gewoon, rustig leventje willen leiden! zegt hij daarover. ‘Maar ja, dat gaat niet meer. Vorig jaar kon ik nog gewoon over straat, maar nu ik international ben is dat voorbij. Iedereen klampt je aan, wil een foto van je. Ze bellen de pers en dan komen al die jongens met die video camera’s. Nee, dat wil je niet. Het is wel jammer. Het beperkt je leven. Je wereld wordt heel klein wanneer je niet meer spontaan dingen kunt doen. Of ik nog weleens in een restaurant kom? Jawel, maar alleen als ik zeker weet dat er voor mijn vrouw en mij een aparte kamer is. Niet omdat ik me een ster voel, helemaal niet juist. Maar omdat het anders gewoon niet te doen is.’

Nu wordt Mike Havenaar op weg naar de douches weer tegengehouden door een grijnzende man met stekeltjeshaar en een klein hondje aan een riempje. De man heeft het hondje een shirtje van Japan aangetrokken. Het rugnummer is 16. Daarboven staat: Havenaar. De spits zelf lacht er maar om. Geduldig poseert hij met het potsierlijke hondje. Daarna moet hij nog even langs de pers voor dat andere altijd maar weer terugkerende toneelstukje. Journalisten die elke dag dezelfde vraag stellen (‘Naar welke club ga je?’) en hij die elke dag hetzelfde antwoord geeft (‘Weet ik nog niet.’)

Staand tussen de reporters, hun cassetterecorders en microfoons in trosjes voor zijn neus, zie je dat Havenaar zijn best doet om iedereen zo vriendelijk mogelijk te woord te staan. Maar in tussen is hij op zijn hoede. ‘Ik zal nooit een grote uitspraak doen tegenover de Japanse pers! zegt hij. ‘Ik kijk wel uit. Hier wordt elk woord opgeblazen. Je bent hier heel snel een held, maar minstens zo snel ook weer een loser. Het is allemaal heel opportunistisch.’
Vooral de dagelijkse sportkranten maken graag een karikatuur van een speler.

Ook het beeld van Mike Havenaar begint in de pers cartooneske trekjes te vertonen. ‘Eerst was ik altijd de zoon van…’, zegt hij. ‘Jarenlang werd er over mij geschreven als ‘Dido’s zoon Mike Havenaar! Mijn vader heeft bij vier clubs gekeept in Japan, hij is hier nog steeds een bekendheid. Maar voor mij was het niet altijd prettig om in één adem met hem te worden genoemd. Tegenwoordig is dat voorbij. Maar nu is het weer mijn lengte waar alles aan wordt opgehangen. Er staat nu altijd: ‘De 1 meter 94 lange Mike Havenaar! Ach, zo is het altijd wat. De pers schept hier graag een eendimensionaal beeld van de spelers. Terwijl: van de zeventien doelpunten die ik dit seizoen in de J-League heb gemaakt, werden er in werkelijk¬heid maar zes met mijn hoofd gescoord.’

Even later, eenmaal binnen de deuren van het trainingscomplex. Clubmedewerkers schuife¬len geruisloos voorbij, van het ene rommelige bureau op weg naar het andere. Af en toe passeert er een druipende, halfnaakte voetballer. Het bezoek wordt verzocht de schoenen uit te doen en de reis te vervolgen op leren slofjes zó klein, dat bij elke westerse stap het gevaar bestaat dat het schoeisel uit elkaar scheurt. De pr-medewerker van de club had per fax ingestemd met een interview, na uiteraard eerst overleg te hebben gehad met de voetballer zelf. In eerste instantie voelde de verlegen Mike Havenaar niet zo veel voor een vraaggesprek met Voetbal International of welke buitenlands medium dan ook, maar zijn vader Dido had hem overgehaald. Vandaar dat er de afgelopen week uiteindelijk toch een fax was binnengerold uit het land van de hi-tech electronica. Naar Japan komen vliegen voor een vraaggesprek met de spits was in orde, mits we het gesprek wel tot maximaal vijftien minuten wilden beperken. Dank u. De voetballer had het druk.

Maar nu we er eenmaal toch zijn, en de Nederlandse stroopwafels met enthousiasme in ontvangst zijn genomen, praat de aanvaller er in steeds rapper wordend Nederlands lustig op los. Niet alleen over voetbal, maar bijvoorbeeld ook over de zware aardbeving van maart dit jaar.

Toevallig was die avond, ergens tussen twee en drie uur ’s nachts, in Kofu de grond ook opeens gaan trillen. Heel even maar, een seconde of twintig, was alles in de kamer tot leven gekomen, van het hotelbed tot aan de wiebelende lamp aan het plafond. Een vreemde gewaarwording, al is het maar de vraag of Mike Havenaar er ook maar iets van gemerkt heeft. Aardverschuivingen zijn in zijn vaderland aan de orde van de dag. Het heeft hem nooit angst ingeboezemd. Tot dit jaar. ‘We moesten voor een uitwedstrijd naar Fukuoka. De bus had ons net bij de luchthaven afgezet voor het vertrek. Toen gebeurde het. Alles begon te trillen. Het hele luchthavengebouw leek in te storten. Overal brak het glas. Scherven vielen van het gebouw naar beneden. De aarde trilde als een gek. Niemand wist wat-ie moest doen. We zijn maar op de grond gaan liggen, hopen dat het snel over zou zijn. Maar dat gebeurde niet. Het duurde lang. Veel langer dan normaal. In totaal hebben we daar wel twintig minuten gelegen.

Het was de grootste aardbeving die we ooit hadden meegemaakt. Soms nam het trillen af en leek het over te zijn, maar dan begon het weer te rommelen en ging alles op nieuw heen en weer. Het was heel eng. Je bent zo machteloos. Het is zoiets groots wat je overkomt. Toen het trillen voorbij was, bleek iedereen in paniek. Ik was ook bang. Er was geen telefoonverkeer meer mogelijk. Ik ben de hele luchthaven over geiend op zoek naar een werkende telefoon, maar het complete land lag plat. Ik wilde weten hoe bei met mijn vrouw ging, met mijn ouders en mijn broertje in Nagoya, met mijn zus in Tokio. Maar alle lijnen waren dood. Mijn vrouw was acht maanden zwanger en ik kon haar niet bereiken. Uiteindelijk hebben we daar twaalf uur vastgezeten, liggend op kartonnen dozen in de vertrekhal, hopend dat alles goed was met onze families. Het waren de langste twaalf uur van mijn leven. Uiteindelijk was ik die nacht om vier uur thuis. Eigenlijk zag ik pas de volgende dag hoe groot de ramp was. Het hele land was ontregeld. Mijn familie bleek gelukkig oké, maar er waren op veel plekken in Japan veel slachtoffers gevallen. Wacht, ik haal mijn telefoon. Dan zal ik je wat foto’s laten zien.’

Mike Havenaar verdwijnt in de kleedkamer. In de hoek van de zaal buigt de pr-man vriendelijk en kijkt daarna veelbetekenend op zijn horloge. Het toegezegde kwartier is al een tijdje geleden verstreken. Vriendelijk knikken we terug. ‘Kijk! zegt Mike Havenaar, wanneer hij is teruggekeerd en zijn mobiele telefoon heeft opgeklapt, ‘hier zie je ons op kartonnen dozen slapen. Het was een grote ervaring in mijn leven. Ik denk niet dat ik die nacht ooit nog zal vergeten.’
Een dag later besloot Havenaar in actie te komen. Nog geen 24 uur na de ramp stond de beroemde voetballer al met een paar vrienden bij het station van Kofu en zamelde beddengoed, water en kleding in voor de slachtoffers in het binnenland. ‘Natuurlijk, je moet iets doen. Al is het maar klein. Op tv zie je nog steeds beelden van de gevolgen. Elke keer doet het me weer pijn.’

Mike Havenaar is een gevoelige jongen. Bij het televisiebeelden van jonge gehandicapten kan hij spontaan in tranen uitbarsten. Dat karakter wordt ook in het veld weerspiegeld. Havenaar is geen killer. Hij is te lief, zegt zijn vader Dido, zelf in de jaren zeventig en tachtig opgevoed in de keiharde leerschool van Aad Mansvelds FC Den Haag. Zeker voor iemand die droomt van een loopbaan in Engeland of een andere volwassen voetballand in Europa. Regelmatig had senior hem al voorgedaan hoe je dat precies doet; vlak voordat de corner wordt genomen even zogenaamd per ongeluk op de tenen van je bewaker gaan staan. ‘Ik moet nog veel leren, dat klopt; zegt Havenaar junior. ‘Dat is ook de reden dat ik naar Europa wil. In de J2-League kan ik me niet meer ontwikkelen. In Europa wel. Daar kom je tegen veel betere verdedigers te staan.’

Een paar dagen later is het al zover en zal Havenaar uiteindelijk op het punt staan te tekenen voor VfL Wolfsburg in de Bundesliga. ‘Of ik geen voorkeur had voor Nederland? Het is een goede springplank gebleken voor een verdere loopbaan in nog grotere landen, dat wel. Vitesse heeft ook een serieus aanbod gedaan. VW niet, maar dat had ik ook niet zien zitten. Ik heb eens op uitnodiging van Maya Yoshida een wedstrijd bezocht tegen Heracles. Toen schrok ik van het niveau. Verder is Nederland voor mij ook gewoon het buitenland. Ik ken er de weg niet. Of er een groot verschil in mentaliteit zal zijn? Geen idee. Ik ken de Nederlandse mentaliteit eigenlijk niet. In Duitsland zijn ze trouwens gek op Japanse spelers. Voor mij is het vooral belangrijk dat ik me als voetballer verder kan ontwikkelen en ook als mens ben ik toe aan een andere, minder verstikkende omgeving.’

Mike Havenaar is een ster tegen wil en dank. ‘Binnen de lijnen wil ik graag opvallen, dan mag alle aandacht naar mij gaan. Daarbuiten zou ik de spotlights het liefst mijden. Maar ik weet dat zoiets niet reëel is. Ik wil geen ster zijn, maar het is nu eenmaal zo gelopen. Door mijn lengte ben ik al sinds mijn jeugd gewend dat er naar mij gekeken wordt. Vroeger, in de trein naar school, was dat al zo. Andere kinderen gaapten mij aan. Sommige spraken achter mijn rug over me. Hoe lang ik wel niet was, enzo. Omdat ik er Europees uitzag, dachten ze dat ik het niet verstond. Maar Japans is mijn eerste taal. Ik hoorde en begreep elk woord.’

De pr-man in de hoek maakt nog maar eens een buiging. Het afgelopen half uur schuifelde hij voorzichtig steeds dichterbij. Af en toe schraapte hij zijn keel. De tijd begint op te raken. Op de eerste verdieping wacht nog een complete cameraploeg, het zoveelste interview van de week. ‘Weet je wat het is! zegt de Japanse Mike Havenaar vlak voordat hij zijn stroopwafels in zijn tas doet en we afscheid nemen, ‘ze hebben geen manieren, die Japanners. Ze laten je nooit met rust. Zelfs niet als je privé ergens bent. Hoe is dat in Europa eigenlijk? In Nederland bijvoorbeeld, of in Duitsland? Kan ik daar over straat? Ja toch?"

Voetbal International magazine week 51

Hoofdsponsor: