20 april 2011 In de media

Bony: ‘Waarom wil Vitesse pas in 2013 kampioen zijn?’

Er was interesse uit Turkije, Italië, Duitsland en Frankrijk, maar Wilfried Bony (22) koos in de winterstop voor het avontuur in Nederland. Bij Vitesse moet de Ivoriaanse spits de komende jaren de afmaker zijn op weg naar de top. Een introductie van een Afrikaanse voetbalnomade op doorreis in Gelderland. ‘Overal waar ik speel scoor ik.’

In welke taal wil je dit interview doen?

‘Sinds ik in Nederland ben, spreek ik vooral Engels. Dus laten we het bij die taal houden.’

We vragen het omdat binnen Vitesse iedereen veel bewondering heeft voor je talenknobbel.

‘Dat vind ik een mooi compliment. Frans is mijn moedertaal en ik spreek ook Engels en Tsjechisch. Dat laatste niet vloeiend, maar ik kan alles verstaan en mezelf uitdrukken. Het is misschien opvallend dat ik verschillende talen spreek, maar voor mij is het normaal. Als ik ergens kom, wil ik dat mensen me begrijpen. Op het veld kan dat met prestaties en doelpunten, maar daarbuiten heb je een taal nodig om te communiceren. Met die insteek ben ik ook in Tsjechië bezig geweest vanaf het moment dat Sparta Praag me contracteerde. Het móést daar ook echt, anders had ik geen leven. Mijn ploeggenoten spraken amper Engels en al helemaal geen Frans, dus als ik iets duidelijk wilde maken, móést ik wel in hun taal spreken. Lastig trouwens, Tsjechisch, maar van de buitenlanders bij Vitesse hoor ik dat ook Nederlands niet gemakkelijk is. Ik moet dat nog ondervinden, hoewel ik niet in een soortgelijke situatie zit als in Praag.’

In Arnhem heb je aan Engels genoeg?

‘Precies. De selectie van Vitesse kent veel nationaliteiten en een Spaanse hoofdtrainer, waardoor Engels de voertaal is. Daardoor heb ik minder de drang Nederlands te leren. Met Engels red ik het hier ook wel, temeer doordat de Nederlandse spelers en mensen in de club dat perfect spreken. Daarnaast kan ik in het Tsjechisch ook van gedachten wisselen met de spelers uit de Balkan, doordat die talen op elkaar lijken. Ik zie het dus niet als noodzaak de Nederlandse taal onder de knie te krijgen. En toch, een paar woorden en zinnen kennen is niet gek. Dat heeft ook te maken met respect voor het land waarin je leeft.’

Hoe moeilijk was de overgang op jonge leeftijd vanuit Ivoorkust naar Europa?

‘Ik was net negentien jaar toen ik naar Tsjechië ging. Geen idee waar dat lag. Ja, in Oost-Europa ergens, maar verder was het een groot vraagteken voor mij. Op dat moment was dat geen probleem. Het draaide eigenlijk toch allemaal om die ene missie: slagen als profvoetballer in Europa. Jullie kunnen je dat hier misschien niet goed voorstellen, maar voor een Afrikaans talent is dit continent het paradijs. Hier kun je naam maken, een reputatie opbouwen en je eigen land trots maken. En natuurlijk ook geld verdienen. Daar moet je als Afrikaanse speler niet omheen draaien. Met dat geld kunnen we onze familie in eigen land verder helpen. Niet voor niets worden we van huis uit ook gesteund, aangespoord zelfs, om het in het voetbal te gaan maken. Met die missie ging ik op pad. Dat mijn weg in Europa in Tsjechië begon, vond ik geen belemmering. Sterker nog, misschien was het wel goed voor me. Het voetbal is anders dan in Afrika, veel meer op tactiek gericht, terwijl de Tsjechische competitie ook nog eens heel fysiek was. Elke wedstrijd moest ik mezelf wapenen tegen de harde verdedigers. Daardoor leerde ik als jonge speler mezelf hard te maken in Europa. Datzelfde gold voor het leven eromheen.’

Dat was een grote omschakeling.

‘Ik ging in m’n eentje naar Praag. Het is een wereldstad, waardoor ik qua voorzieningen veel om me heen had. Winkels waren de hele dag open, in Arnhem moet ik er nog steeds aan wennen dat het hier niét zo is. Dat was in Praag positief, maar dat kan ik niet over het klimaat zeggen. Van 35 graden kwam ik opeens in een stad waar sneeuw en ijs lag. Ik wist in het begin niet wat ik meemaakte, zó koud was het. Er waren zeker momenten dat ik het moeilijk had, maar aan opgeven wilde ik niet denken. Afrika, en Ivoorkust vooral, kent veel voetbaltalent. Alleen draait het daarbij om de kansen die je krijgt. Dat is maar voor een kleine groep weggelegd, en ik behoorde daartoe. Een enorme eer. Mijn profcarrière in Europa kon alleen slagen als ik me sterk hield in Praag. Die gedachte hield me op de been.’

Je belandde in Tsjechië, terwijl aanvankelijk een overgang naar Liverpool in de maak was.

‘Toen ik achttien jaar was, heb ik bij de club een maand stage gelopen. Ze hadden interesse en waren niet ontevreden, maar uiteindelijk wilden ze nog wachten. Daarop kwam mijn manager met Sparta Praag aanzetten. Die club kende ik van de Champions League en zij waren wél snel overtuigd. Een goede stap, aangezien ik in Tsjechië de kans kreeg mezelf verder te ontwikkelen. Een klein voetballand, maar wél bij een grote club. Ik speelde in de Champions League en in de Europa League. Natuurlijk was ook de competitie belangrijk, maar daar zijn minder scouts aanwezig. Ik wilde zo snel mogelijk een volgende stap zetten, en dan moet je naam maken in de Europese toernooien. Dat heb ik gedaan, waardoor de interesse dit seizoen toenam.’

Veel clubs wilden je hebben, maar Vitesse was het meest slagvaardig en nam je voor ongeveer vier miljoen euro over.

‘Er was veel interesse, ja. Bursaspor uit Turkije was concreet en ook clubs uit Frankrijk, Italië en Duitsland volgden me al een tijdje. In januari hoorde ik via mijn manager dat er veel werd geïnformeerd. Ik zei hem dat ze maar concreet moesten worden en dat ik dan wel de knoop zou doorhakken. Belangstelling is leuk, maar als het geen gevolg krijgt, heb je er niets aan. Bovendien was het januari en naderde de transferdeadline. Ik ging er op een gegeven moment ook van uit dat ik in Tsjechië zou blijven, totdat Vitesse overtuigend handelde. Die club wilde de transfersom voor me neerleggen die Sparta Praag vroeg, waarop ik naar Nederland vertrok. Zeker ook omdat het verhaal van deze club goed klonk.’

Het is dus geen strategische keuze in je carrière?

‘Carrièreplanning vind ik onzin. Ik leef toe naar het eerstvolgende moment dat ik op het veld sta. Als dat volgende week is, wil ik dan zo goed mogelijk spelen. En als er dan scouts van een mooiere club op de tribune zitten en me interessant vinden, zie ik dat zitten. Het voordeel van Nederland is dat hier ook bij competitieduels veel belangstelling van grotere Europese clubs is. Daardoor kun je jezelf hier sneller in de spotlights spelen dan in Tsjechië. Maar als Bursaspor eerder het bedrag voor me had betaald, had ik nu inderdaad in Turkije gevoetbald. Daar ben ik heel realistisch in.’

Zijn de ambitieuze plannen van Vitesse wel bekend bij je?

‘Die werden me vanaf het eerste moment duidelijk gemaakt. Erwin Kosakowski (rechterhand van clubeigenaar Merab Jordania, red.) was de contactpersoon en met hem heb ik verschillende keren in Praag gesproken. Hij schetste me het ambitieuze toekomstbeeld van de club. Ze hebben een overname gehad, waardoor de financiële situatie er goed uitziet. Daardoor moeten er in de toekomst sportieve successen tot stand komen. Dat klonk mooi, maar verder zei Vitesse me niet veel. Financiële problemen in het verleden? Oh nee, daar weet ik echt niets van. Ik wist alleen dat Mahamadou Diarra in het verleden voor deze club heeft gespeeld. Van de Nederlandse competitie kende ik natuurlijk wel Ajax, PSV en Feyenoord. Die clubs zijn overal bekend en ik wist dat ze hier altijd technisch voetbal willen spelen. Na de fysieke strijd in Tsjechië vond ik dit dus wel een mooie nieuwe stap.’

Wat vind je van het Project 2013?

‘Zo noemen ze dat hier inderdaad. Ik vind daar eigenlijk helemaal niets van. Waarom wil de club pas in 2013 kampioen zijn? Niet dat we het eerder moeten worden, maar aan een jaartal heb je volgens mij niet veel. Misschien zijn er tegen die tijd al veel spelers vertrokken of zijn de tegenstanders beter geworden. Ik vind dat je altijd naar je volgende wedstrijd moet kijken. Die moet je gewoon winnen en als je dat steeds doet, zul je uiteindelijk kampioen zijn.’

Dat klinkt heel simpel.

‘Vooruitkijken heeft weinig zin. Zeker in voetbal.’

De Afrikaanse gedachte van leven in het hier en nu.

‘Ja, dat denk ik wel. Zo sta ik zelf ook in het leven. Ik leef van moment tot moment, zo benader ik mijn eigen spel. Dat ik vorige week heb gescoord, telt niet meer. Ik wil mórgen scoren en belangrijk zijn, en die dag daarna weer. Daarom kijk ik ook niet ver vooruit. Misschien ben ik over zes maanden alweer weg bij Vitesse, of over een jaar, of over twee jaar. Als ik goed presteer en er een grotere club komt, dan ben ik klaar voor de volgende stap. Zoiets heb ik zelf in de hand. Eigenlijk is er maar één ding zeker: dat ik na mijn loopbaan in Europa terugga naar mijn thuis. En dat is Afrika. Voordat dat moment komt, wil ik alles eruit halen en steeds een stap omhoog maken. Eindigend natuurlijk bij een Europese topclub. Dat is mijn droom, maar dat niet alleen. Het is een gericht doel. Ooit zal ik daar zijn. Dat dénk ik niet, dat wéét ik.’

Zoals Didier Drogba, de held van jouw land.

‘Binnenkort wacht er weer een wedstrijd met Ivoorkust en zal ik hem ontmoeten. Het stond al eerder op de planning, maar door mijn blessure heb ik wat interlands moeten laten schieten. Ik kijk ernaar uit met Drogba te praten. Hij heeft het zó ver geschopt, ook doordat hij een geweldige instelling heeft. Drogba is een voorbeeld voor alle Ivorianen. En het is voor mij een enorme eer met hem op één veld te mogen staan.’

Dat scoren je handelsmerk is, laat je in de Eredivisie direct zien. Uitgerekend in de derby’s tegen NEC (2-1) en De Graafschap (2-0) wasje van grote waarde voor Vitesse, terwijl je afgelopen zaterdag tegen FC Groningen (2-1) opnieuw trefzeker was.

‘Ik kwam bij Vitesse toen er een spierscheuring werd geconstateerd. Daardoor moest ik gelijk beginnen met revalideren. Heel vervelend, want ik wilde de mensen blij maken met mijn komst. Gelukkig heb ik dat in de afgelopen weken alsnog kunnen doen. Voor de supporters is het extra leuk dat het tegen een rivaal was. Mij zei dat niet zo veel, een doelpunt is een doelpunt, no matter what of tegen wie. Maar na de wedstrijd tegen NEC ben ik nog met Ismail Aissati in het supportershome geweest. Toen merkte ik wel veel enthousiasme.’

Wat is je geheim?

‘Ik ben een afmaker en loer negentig minuten op mijn kans. Hoe Raül vorige week nog met Schalke 04 tegen Inter-nazionale speelde, daar kan ik echt van genieten. Vroeger als kind was Ronaldo altijd mijn idool. Hij heeft ook in Nederland gespeeld, maar vooral zijn prestaties bij FC Barcelona zijn me bijgebleven. Altijd als hij op het veld stond, was hij dreigend. Dat gevoel heb ik ook. Uit het niets kan ik een doelpunt maken, doordat ik scherp en geconcentreerd ben. Het heeft met een voor gevoel te maken van op de juiste momenten de juiste positie kiezen. En natuurlijk moet je dan ook nog worden aangespeeld, maar dat dwing je vaak vanzelf af. Verdedigers laten altijd steekjes vallen, en daar moet je als spits van profiteren. Ik ben daar de hele wedstrijd mee bezig. Geef me een halve kans, en ik benut ‘m. Dat heb ik in Ivoorkust laten zien, en ook bij Sparta Praag. En bij Vitesse is dat me nu opnieuw gelukt. Overal waar ik speel scoor ik.’

Een ander kenmerk van jou is je fysieke kracht. Maar in vier duels heb je al drie gele kaarten gekregen. Na de uitwedstrijd tegen ADO Den Haag (1-0 verlies) gaf je aan dat voetbal in Nederland geen vrouwensport moet zijn.

‘De andere stijl van fluiten is me hier al opgevallen. In mijn eerste vier wedstrijden kreeg ik inderdaad drie keer geel… Alleen de gele kaart van afgelopen zaterdag kon ik begrijpen. Ik wilde koppen, maar kwam net tekort. Om met een uiterste krachtsinspanning nog de bal te raken, strekte ik me en raakte mijn hand de bal. Dat kan geel zijn, maar die andere twee kaarten… Ik heb nog altijd geen idee waarom. Ik ben sterk, verdedigers moeten aan mij hangen om de bal te veroveren, maar ik wapen me daartegen. Op een normale manier, maar hier fluiten de scheidsrechters om alles. Ik kreeg twee keer geel doordat ik een duel wilde winnen. Voetbal is een sport voor mannen, zo moet het ook gespeeld en beoordeeld worden. Hopelijk weten de arbiters hier nu hoe ik speel, zodat ze het ook op een eerlijke manier kunnen beoordelen. Ik ben een felle voetballer. Niet gemeen.’

Je entree bij Vitesse is veelbelovend. De supporters lopen met je weg, terwijl technisch directeur Ted van Leeuwen jou nu al omschrijft als een van de beste aankopen in de clubgeschiedenis.

‘Vanaf het eerste moment merk ik al een goede klik met de fans van Vitesse. Ze steunen mij, waardoor ik me hier snel thuis voel. En de woorden van de directeur beschouw ik als een mooi compliment. Het is aan mij dat waar te maken.’

Brengt dat druk met zich mee?

‘Druk heb ik mijn hele leven al; vanaf het moment dat ik op mijn vijftiende tegen mijn ouders zei dat ik ging stoppen met school omdat ik profvoetballer ging worden. Ze waren op dat moment heel boos op me. Mijn vader is een professor op een hogeschool in mijn geboorteplaats Bingerville, terwijl mijn moeder als secretaresse in een bedrijf werkt. Voor hen was de studie altijd het belangrijkste. Maar hoezeer zij dat ook vonden, voor mijn acht jaar jongere broertje en mij telt alleen voetbal. Ik nam dus een heel groot risico door te stoppen met mijn opleiding, maar met die druk kon ik omgaan. Ik ging er alleen maar beter van spelen. Al snel stapte ik over van de voetbalacademie in Bingerville naar Issia Wazi, mijn eerste profclub waarmee ik de beker van Ivoorkust won. Het ging steeds beter en op een gegeven moment kwam mijn kans in Europa. Die moest ik pakken, dus ook daar was druk aanwezig. En toen ik een contract tekende bij Sparta Praag, verwachtten de mensen ook daar weer veel van me. Daardoor weet ik wat ik kan en dat ik tegen druk kan. Ook hier bij Vitesse.’

Het vechten voor je kans zat er al vroeg in?

‘Ja, dat heb ik van jongs af aan meegekregen van mijn ouders. Mijn hart ligt in Afrika en elke dag mis ik mijn familie. Ik bel ze ook elke dag, omdat het me kracht geeft om door te vechten. Ze zijn trots op me, maar missen me wel. Ik wil hier slagen, zodat ik mijn familie een beter leven kan geven. En dat heb ik allemaal te danken aan de kansen die ik heb gekregen. Heel Ivoorkust zit vol voetbaltalenten, maar slechts een beperkt groepje krijgt de mogelijkheid onder betere en mooiere omstandigheden te voetballen. Die kans moet je koesteren en dat doe ik. Vraag een kind in Ivoorkust wat hij wil worden en hij zegt: Profvoetballer in Europa. Enkel kwaliteit is dan niet voldoende. Het is een soort overlevingstocht van talenten. Alleen als de speler zijn voetballende klasse aan doorzettingsvermogen kan koppelen, kan hij overleven.’

Hoe zag jouw jeugd er verder uit?

‘Alles draaide om de bal. Tot mijn dertiende speelde ik op veldjes in de buurt, totdat ik werd ontdekt en werd opgenomen in een voetbalacademie. Daar waren de voorzieningen beter, maar daar moest ik ook aan wennen. Zo speelde ik vaak in de buurt toernooien op veldjes met allerlei kuilen en gaten. Een normaal stukje gras zoals je hier ziet, is ondenkbaar in Ivoorkust. Maar daardoor leerde je wél improviseren en met moeilijke omstandigheden omgaan. Je had niet alleen de tegenstander als opponent, maar ook het slechte veld. En we voetbalden vooral op blote voeten. Geld voor schoenen was er nauwelijks, en als dat er was en je had schoenen, dan ging je daar nog niet op voetballen. Maar ook dat zagen we niet als een nadeel. Met blote voeten heb je veel meer grip op de bal en vooral het dribbelen gaat dan veel beter. Techniek is de basis voor iedere voetballer, en dat leer je het best op blote voeten. Het is ook voor mijn gevoel veel natuurlijker. Je voelt letterlijk de bal, dat is anders als je schoenen aan hebt. Inmiddels heb ik al jaren niet meer op blote voeten gespeeld, dus heb ik mezelf aangepast aan de nieuwe omstandigheden.’

Maar de mooie jeugdherinneringen pakken ze je niet meer af.

‘Mooi was het zeker. We hadden het thuis niet breed, maar hadden wel elke dag te eten. Vergis je niet, dat is in Afrika al heel wat. Veel meer hadden we ook niet nodig. Elke dag was het 35 graden, alles speelde zich buiten af, ik was altijd op straat, voetballend met vriendjes. Dat zijn toch mooie herinneringen, zeker nu ik zo ver van huis ben. Als ik bepaalde muziek opzet en mijn ogen sluit, waan ik me weer thuis in die tijd. Ik ben helemaal gek van Afrikaanse muziek. Zouglou is de naam van de stijl. Het is ook afkomstig uit Ivoorkust, maar heeft eveneens andere Afrikaanse landen veroverd. Het is een Afrikaanse stijl, met een moderne beat eronder. Elke dag luister ik naar die muziek en ook voor een wedstrijd pept het mij extra op. Vooral in deze moeilijke periode koester ik de warme band met mijn vaderland.’

Je doelt op de huidige onrust in Ivoorkust.

‘Ik heb me voorgenomen er niets over te zeggen en dat wil ik ook echt zo houden. Het enige dat ik kwijt wil is dat het heel snel weer rustig moet worden. Mensen moeten in vrede naast elkaar leven, dat is het enige dat telt. Hopelijk ziet iedereen dat in Ivoorkust heel snel in.’

Wat sterkt jou in deze moeilijke tijden voor je land?

‘Voetbal is mijn uitlaatklep. Daarmee kan ik even mijn zinnen verzetten. Veel kan ik ook niet doen, dus ik richt me op mijn prestaties. En ik heb elke dag contact met het thuisfront, zodat ik weet wat er gebeurt. Ik weet dat mijn omgeving thuis me ook in deze tijd wekelijks in de gaten houdt en dat ik ze met mijn voetbalprestaties trots kan maken. Ik heb mijn ouders bij mijn vertrek beloofd serieus te leven en elke dag te vechten voor mijn toekomst. Die belofte wil ik nakomen en zo leef ik ook. Helemaal als ik merk hoe intens ze met mij meeleven, maakt me dat nog bewuster van mijn doel te slagen bij een topclub. In Ivoorkust kan mijn omgeving soms wat beelden ontvangen van de Eredivisie. Zo zagen ze me scoren tegen De Graafschap en NEC. Toen kreeg ik direct wat reacties, leuk. Mijn familie geeft me kracht, en voor de rest vertrouw ik volledig op de steun van God. Hij is altijd bij me en geeft me energie. Ik bezoek geen kerk, maar ben in het dagelijks leven wel veel met het geloof bezig. God maakt me sterk en geeft me vertrouwen in een betere toekomst. Zowel voor mezelf als voor mijn familie. Met die steun moet het lukken.’

 

VI magazine week 16

Hoofdsponsor: