Alexander Büttner: ‘lk ben een bloedzuiger’
Afgelopen maandag maakte bondscoach Bert van Marwijk de voorselectie voor het EK bekend. Teleurstelling werd blijdschap?
‘Ik zag eerst op internet dat ik er niet bij zat, maar kreeg een paar uur later alsnog een uitnodiging. Een geweldige verrassing en een mooi compliment voor mijn huidige spel. Het is ook niet zo dat ik eerst teleurgesteld was. Dat komt omdat ik mezelf niets kan verwijten. Ik heb dit seizoen alles gegeven en mezelf laten zien. Gelukkig ook bij de bondscoach.’
Je naam dook steeds vaker op in de landelijke discussie over de linksbackpositie in Oranje.
‘Ik ga niet ontkennen dat ik zoiets hartstikke mooi vind. In de afgelopen jaren heb ik geregeld wat twijfels moeten overwinnen, maar dit seizoen heb ik overtuigend mijn naam gevestigd. Door een lange serie goede wedstrijden te spelen, en blijkbaar is dat bij de buitenwereld niet onopgemerkt gebleven. In de praatprogramma’s op televisie en in de kranten zie ik mijn naam geregeld voorbijkomen. Dat is leuk, maar meer ook niet. Ik bedoel: ze kunnen nog zo vaak je naam noemen, zolang het speculeren is heb je er weinig aan.’
Hoe kan het toch dat de positie van linksback al jarenlang het zorgenkindje is in Nederland?
‘Dat heeft vooral met de jeugd te maken, denk ik. Ik denk dat er weinig kinderen zijn die op voetbal gaan en dan zeggen: Ik wil linksback worden. Als jochie wil je aanvallen en doelpunten maken, of anders centraal achterin ballen tegenhouden. Linksback is eigenlijk de laatste plek waar jeugdspelers zichzelf graag terugzien.’
Dat gold ook voor jou?
‘Zeker. Een tweede punt waarom er weinig goede linksbacks in Nederland zijn, is de jeugdopleiding. Clubs scouten vooral jeugdspelers die beslissend zijn in een wedstrijd. Een goede verdediger bij een amateurclub wordt in de jeugd toch al snel centraal achterin gezet. Ik denk dat er zelden een linksback in de jeugd wordt gescout. Ze worden gevormd, vaak zijn het linksbenige middenvelders of zelfs aanvallers die terugzakken in het elftal. Dat gold ook voor mij, hoewel het bij mij pas bij Vitesse gebeurde toen ik op mijn zeventiende in de eerste selectie kwam. Bij Ajax ben ik in de jeugd namelijk altijd aanvallende middenvelder geweest en was ik niet zo van het meeverdedigen.’
Wanneer is die ommekeer gekomen?
‘Ik ben de afgelopen jaren de linksbackpositie gaan waarderen. Het is nu mijn favoriete positie, omdat ik merk dat je heel veelzijdig moet zijn. Allereerst moet je verdedigend je mannetje uitschakelen, maar daarna kun je ook een belangrijke rol in de opbouw spelen. Helemaal als je tegen een ploeg met twee spitsen speelt, kom je veel vrij. Bovendien ben ik iemand die er altijd overheen wil vliegen en me in de aanval wil laten zien. Ook dat kan als linksback. De trainer die aan de basis stond van mijn nieuwe positie was Aad de Mos. Ik zal mijn debuut nooit vergeten. Ik was zeventien jaar en mocht mee met de selectie naar FC Twente. Ik weet nog goed dat de wedstrijd vier minuutjes bezig was, toen ik hem opeens hoorde roepen: "Alex, warmlopen!" Ik nam net een slok water en verslikte me zowat. Ik liep twee keer heen en weer, en kwam er al in voor Haim Megrelishvili, de Israëlische linksback die in die tijd vaker na een paar minuten al werd gewisseld. Dat zorgde voor veel aandacht, maar voor mezelf herinner ik me die dag als een belangrijk begin in mijn carrière. Ik kreeg nog wel twee keer geel, waardoor ik het duel niet uitspeelde, maar je debuut blijft je altijd bij.’
De Mos zei al vrij snel tegen je dat je een heel grote zou worden.
‘Die woorden zal ik nooit vergeten. Ik was jong, maar beet al flink van me af. Dat vond De Mos volgens mij wel mooi om te zien, hoewel hij me ook hard kon aanpakken. Zo weet ik nog
training een tegenstander met een hakbal door de benen speelde. De bal kwam ook nog goed aan, dus ik vond het prachtig. Totdat ik een enorme uitbrander van de trainer kreeg. Hij vond het overbodig en wilde het niet meer zien. Na de training maakte De Mos er een grapje over en kon hij er wel weer om lachen. Dat was typisch De Mos. Hij had het beste met me voor.’
Even terug naar je Ajax-tijd. Heb je er spijt van dat je op je zestiende besloot weg te gaan?
‘Nee, want voor mij was er geen andere keus. Ik speelde vijf seizoenen in de jeugd en alles ging heel voortvarend. Toch wilden ze op mijn zestiende opeens dat ik in een gastgezin ging wonen in de buurt van Amsterdam. Ik kende de verhalen daarover van mijn teamgenoten en dat leek me helemaal niets. Zo’n saai leventje bij mensen die je totaal niet kent. Ik wilde gewoon thuis in Doetinchem blijven wonen en met mijn vader op en neer rijden. Ajax zag dat anders en doordat het een discussiepunt bleef, hebben we de knoop doorgehakt. Ik kon destijds ook naar Feyenoord en PSV, maar dan kwam de dagelijkse reisafstand opnieuw ter sprake. Omdat de jeugd van Vitesse hoog stond aangeschreven, hebben we voor die club gekozen. Achteraf was dat een uitstekende keuze, want met mijn bagage van Ajax kon ik bij Vitesse al heel snel de stap naar de selectie zetten en doorhreken als profvoetballer.’
Voelt het nu als een lange neus richting Amsterdam?
‘Zeker niet. De opleiding bij Ajax was top, beter kon niet, en dat heeft me als voetballer gevormd. Ik ben ze eerder dankbaar. Ik zat in de lichting van onder anderen Toby Alderweireld, Vurnon Anita en John Goossens. Een mooie tijd en Ajax zit nog altijd in mijn hart. Het voelt nog altijd een beetje als mijn club, doordat er toch een groot deel van je jeugd ligt. Vitesse staat natuurlijk op één, maar in de top hoop ik elke week dat Ajax wint en kampioen wordt. Andersom weet ik niet of ze bij Ajax ervan balen dat ik niet bij hen ben doorgebroken. Dat vind ik ook moeilijk om van mezelf te zeggen. Op dat moment vroegen ze iets van me dat niet kon. Zo is het gelopen, dus dan heeft het ook weinig zin nu te praten in termen van hoe het geweest had kunnen zijn.’
Je hebt nooit hinder ondervonden van die vele reisuren?
‘Nee, Doetinchem is mijn thuis en dat wilden we niet zomaar veranderen. Op mijn tiende viel ik op bij mijn amateurclub W Doetinchem en hadden allerlei clubs belangstelling. Het werd Ajax, vanwege de goede jeugdopleiding, en die club was bereid veel te doen. Ze boden mijn vader zelfs een huis aan in de buurt van Amsterdam. Allemaal om mij naar Ajax te halen en we konden daar dan een nieuw leven opbouwen. Dat zagen we totaal niet zitten, waardoor nog maar één optie overbleef: een leven op de snelweg. Elke ochtend stapte ik om zes uur in de auto van mijn vader, die me naar mijn middelbare school in Amersfoort bracht, ’s Middags werd ik opgehaald door een busje van Ajax, daarna ging ik trainen op De Toekomst, huiswerk maken en ’s avonds weer trainen. Dan reed mijn pa naar Amsterdam om me op te halen, waarna we samen weer het land doorkruisten. Rond half elf waren we dan vaak thuis en was ik zó moe dat ik direct naar bed ging. En de volgende dag had ik weer hetzelfde ritme. Het klinkt zwaar, maar ik voelde me daar goed bij.’
Je vader reed wekelijks zo’n tweeduizend kilometer voor jou.
‘Hij heeft vijf jaar lang alles voor mij opzijgezet en daar zal ik hem altijd dankbaar voor blijven. Zonder mijn vader had ik het nooit gered. We zijn in die tijd natuurlijk ook heel dicht naar elkaar toegegroeid. Dat kan ook niet anders als je zo vaak samen onderweg bent. Het ging dan eigenlijk altijd alleen maar over voetbal. En dat was niet altijd een pretje. Als ik slecht had gespeeld, kreeg ik dat de hele terugweg te horen. Soms wist ik het van mezelf en dan was het niet zo erg. Maar er zaten ook wel dagen tussen dat we bijvoorbeeld een oefenwedstrijdje speelden en dat ik drie keer had gescoord. Dan kwam ik vol trots aanlopen, maar zag ik aan het gezicht van mijn vader dat er ook veel niet goed was gegaan. In de auto liepen we dan alle spelsituaties langs. Het klinkt misschien heel extreem, maar zo heb ik het nooit ervaren. Het was alleen maar goed voor me, en als ik een andere mening had, beet ik ook wel van me af. Maar om me heen zag ik veel teamgenoten die alleen maar schouderklopjes kregen van hun omgeving. Uiteindelijk hebben zij het niet gehaald, omdat ze moeilijk met tegenslag
konden omgaan. Door mijn vader heb ik daar geen last van. Hij heeft me hard gemaakt.’
In hoeverre heeft dat met zijn eigen verleden te maken?
‘Dat heeft voor een heel groot deel meegespeeld. Mijn vader gold vroeger als een groot talent, hij heeft gevoetbald voor De Graafschap, Go Ahead Eagles, FC Twente, Vitesse en NEC. Er zijn helaas geen tv-beelden meer van, maar als ik alle verhalen van mensen uit die tijd moet geloven, was hij een heel goede rechtsbuiten. Met veel techniek en bluf. Hij vertelt nog altijd dat hij tijdens wedstrijden vaak na een minuut al aan zijn directe tegenstander vroeg of die een plankje bij zich had. Om tussen zijn benen te stoppen, anders zou mijn vader hem keer op keer door zijn benen gaan spelen. Dat was typisch mijn vader. Hij was een feestbeest, maar daardoor heeft hij veel te weinig uit zijn carrière gehaald. Mijn vader stond bekend als een grote levensgenieter, ging liever een biertje in de kroeg drinken dan trainen. Die insteek is hem fataal geworden en bij mij wil hij er alles aan doen om dat te voorkomen. Als mijn vader vroeger op weg was naar de training en hij kwam in een file terecht, dan had hij al geen zin meer. Draaide hij om en ging naar huis. Nog altijd weten veel mensen mooie anekdotes over hem te vertellen, zoals Guus Hiddink bijvoorbeeld.
Toen ze samenspeelden moest hij hem altijd ophalen voor de training, zodat ze bij de club zeker wisten dat mijn vader kwam. Volgens Hiddink was dat niet makkelijk. Als hij me ziet, zegt hij ook altijd: "Büttnertje, ga niet hetzelfde pad op als je vader’! Gevolgd door een lach. Daar hoeft hij niet bang voor te zijn. Qua karakter hebben mijn pa en ik wel wat gemeen, ik hou ook van een grapje, maar ik leef voor de sport. Zo drink ik door de ervaringen van mijn vader bijvoorbeeld geen druppel alcohol.’
Je linkerarm zit vol met tatoeages die verwijzen naar je familie.
‘Mijn familie betekent heel veel voor me. Mijn ouders zijn gescheiden toen ik nog heel jong was, maar daar zie je in de familieband niets van terug. Ze hebben allebei een nieuwe partner, maar zijn ook altijd heel goed met elkaar blijven omgaan. Ik woon bij mijn moeder, maar mijn vader komt vaak langs om gewoon gezellig een bak koffie te drinken. Mijn vier jaar oudere broer Danny werkt samen met mijn vader in het metaalbedrijf van onze familie. En dan heb ik nog twee halfbroertjes. Als we met z’n allen bij elkaar zijn, is het altijd een dolle boel. Daar kan ik echt van genieten en die warmte om me heen heb ik nodig. Dat heeft ook te maken met mijn jeugd, waarin ik in een heel hechte buurt opgroeide.’
Het beruchte Kleintjeskamp in Doetinchem.
‘Haha, vroeger was het wel berucht als ik de verhalen mag geloven, maar tegenwoordig is dat veel minder. Mensen kennen de buurt nog wel als het kamp, maar het is eigenlijk een normale woonwijk geworden. Vlak voor mijn geboorte zijn er veel woonwagens verdwenen en zijn er gewone huizen voor in de plaats gekomen. Daardoor heb ik zelf nooit in een woonwagen gewoond. Dat vind ik best jammer want volgens mijn ouders en grootouders had het iets moois. De sfeer in de wijk is wel hetzelfde gebleven. Iedereen kent elkaar en loopt bij elkaar binnen. Nu het goed gaat met mij, krijg ik veel positieve reacties. Heel oprecht en dat vind ik mooi om te merken. Mijn hele familie woont in Kleintjeskamp, maar de rest van het kamp voelt voor mij ook als familie.’
Toch staat de wijk niet overal als positief bekend.
‘Dat merk ik vooral aan mensen die voor het eerst in de wijk komen. Dan hoor ik ze weieens zeggen: "Oh, het is hier best gezellig’! Alsof ze verbaasd zijn. Dat heeft met het etiket te maken. Mensen veroordelen het kamp, zonder dat ze er werkelijk geweest zijn. Geregeld moet ik dan ook de wijk verdedigen en dat is best vreemd. Ik heb nooit iets met wiet of zo om me heen gezien, maar toch denken mensen dat elk woonwagenkamp één grote hennepkwekerij is. Dat komt door de problemen in andere steden. Ik kan er verder ook niet mee zitten hoor, de mensen denken maar wat ze willen denken. Ik voel me thuis in het kamp, waar iedereen voor elkaar opkomt. Kom je aan een van ons, dan kom je aan ons allemaal. We laten elkaar niet barsten, maar helpen elkaar met alles. Daarom zal ik er ook altijd trots op zijn dat ik van het kamp kom. Wat andere mensen daar ook van vinden.’
Je omschreef jezelf al eens als ‘een straatratje’.
‘Zo, dat was ik zeker. Als ik foto’s van vroeger terugzie, moet ik heel hard lachen. Ik had zo’n ondeugend koppie met een grote spleet tussen zijn tanden. Ik was ook altijd op straat te vinden. Vooral om te voetballen met de jongens in de buurt. Ieder had dan zijn eigen paaltje en als die werd omgeschoten, was je af en moest je toekijken. Dat wilde niemand. Het ging er altijd heel fanatiek aan toe. Ik was de kleinste, maar ik werd echt niet gespaard. Ik leerde dus al vroeg voor mezelf op te komen.’
Zonder over de schreef te gaan?
‘Ik ken wel wat jongens uit de buurt, die op het verkeerde pad terecht zijn gekomen. Op een gegeven moment kom je in de puberteit en dan moet je sterk in je schoenen staan. Voor mezelf was dat nooit een probleem, omdat ik mijn voetbal had. Bovendien hielden mijn ouders ons heel kort. Als we problemen veroorzaakten, kregen we ook met hen te maken. Daardoor keek je wel uit. Ik was dus vooral met de bal bezig en heb eigenlijk alleen daar wat problemen mee gehad. De buurvrouw had zo’n mooie garagedeur, die perfect als doel kon dienen. Ik heb daar door de jaren heen wel wat deuken ingeschoten en er zijn ook ruiten gesneuveld. "Als je ooit profvoetballer bent, wil ik een nieuwe deur van je" zei mijn buurvrouw vaak. Die belofte moet ik nog inlossen en ik zal binnenkort een mooi deurtje voor haar kopen.’
Hoe zwaar weegt je binding met je omgeving met het oog op een naderende transfer?
‘Het speelt wel een rol, maar geeft niet de doorslag. Uiteindelijk ben ik profvoetballer en dan weet je dat het moeilijk is om niet te verhuizen. Maar als mijn carrière voorbij is, keer ik zeker terug naar Doetinchem.’
Het kan dus zomaar zijn dat je aan je laatste wedstrijden voor Vitesse bezig bent.
‘Dat weet ik niet. Vorig jaar gaf ik de voorkeur aan een nieuw contract bij Vitesse boven de interesse van andere clubs. Dat was een juiste beslissing, want ik heb me in Arnhem goed verder kunnen ontwikkelen.’
Maar dat is nu anders?
‘De clubleiding heeft inmiddels wel aangegeven dat ze met me verder willen, maar er is nog niet gesproken over een nieuw contract. Ik zie wel en heb zelf ook geen haast. Het gaat sportief heel goed, en met nog maar een contract voor één jaar ben je voor andere clubs een interessante speler.’
Je staat bij Ajax op de lijst, maar Fulham lijkt de strijd om jou te winnen.
‘Ik weet van de interesse van Fulham, maar op dit moment heb ik nog nergens getekend. De belangstelling is heel mooi, de Premier League is niet zomaar een competitie. Het is een compliment dat zo’n grote club je volgt, maar dat geldt ook voor Ajax. Mijn liefde voor die club is bekend, ik vind Ajax een van de mooiste clubs om voor te spelen. Meer dan afwachten kan en wil ik nu niet. We zitten met Vitesse midden in de play-offs, dus daar heb ik alle energie voor nodig. Daarna zie ik wel verder.’
Je staat in de spotlights als linksback, maar trainer John van den Brom schoof je na de winterstop wekenlang door het elftal.
‘Onze trainer John van den Brom wilde 4-4-2 gaan spelen en hij zag in mij een voetballer die eroverheen kon komen en met voorzetten de kopsterke spitsen Wilfried Bony en Mike Havenaar moest bedienen. Vandaar dat ik een tijdje als linkermiddenvelder werd gebruikt. We hebben het een paar duels zo geprobeerd, maar het leverde te weinig resultaat op. Inmiddels zijn er weer wat omzettingen gedaan en sta ik op mijn vertrouwde linksbackpositie. De trainer weet ook dat ik mezelf op die plek verder wil ontwikkelen en op de trainingen is hij samen met assistent Stanley Menzo intensief met me bezig. Ze blijven hameren op details, maar dat vind ik heel mooi. Ik voel hun vertrouwen. Elke wedstrijd ga ik het veld op om mijn tegenstander op te vreten. Die bluf zit in me en wil ik uitstralen. Ik ben een bloedzuiger, op een positieve manier. Door heel kort te zitten, wil ik de tegenstander geen moment het idee geven dat er wat te halen valt. Omdat ik een verleden heb als buitenspeler, weet ik hoe irritant een back kan zijn. Buitenspelers vinden niets vervelender om in een wedstrijd achter hun tegenstander aan te rennen. Dat doe ik maar al te graag en ik merk wekelijks dat mijn directe tegenstander daar gek van wordt.’
Jouw recente wedstrijd tegen SC Heerenveen (1-1 in Friesland) werd als een examen gezien.
‘Vooraf maakte de buitenwereld dat ervan. Met Luciano Narsingh had ik misschien wel de beste rechtsbuiten van Nederland tegenover me. Toch denk ik dat hij die avond weinig heeft laten zien. Dat was voor mij een bevestiging. Ik ben dit seizoen nog door geen enkele rechtsbuiten weggespeeld. Persoonlijk geeft dat veel vertrouwen, alleen ik besef ook dat het alleen waarde heeft als de resultaten met Vitesse goed zijn.’
Deze week wacht de burenruzie met NEC. Is het seizoen mislukt als jullie geen Europees voetbal halen?
‘Ja, zo denk ik er wel over. Het was tot nu toe een mooi seizoen, alleen hebben we nog niets. Ik wil altijd winnen en zal flink stuk zitten als we straks met lege handen achterblijven. De wedstrijden tegen NEC leven enorm. Die moeten we winnen, waarna de finale wacht. We moeten nu de kroon zetten op dit seizoen.’