Het is najaar 2017 als in Gelredome iets merkwaardigs gebeurt. Gewoonlijk zitten Vitesse-supporters erbij alsof ze er een wortelkanaalbehandeling ondergaan. Maar nu zijn ze door het dolle heen. Arnold Kruiswijk, de man die in zijn 303 voorgaande profduels nog nooit een doelpunt maakte, heeft tegen Sparta zojuist voor de 3-0 gezorgd. En dat, vinden ze in Arnhem, mag gevierd worden. Aanhoudend klinkt het ‘Kruiswijk in Oranje’ van de tribunes. Zó hard en zó massaal dat de doelpuntmaker de zingende menigte met een argwanende blik gadeslaat. Want zo’n mateloze blijdschap? Nee, dat heeft hij hier nooit eerder meegemaakt.
Cynisme, zelfspot, schoonheid zien in het lelijke. Het zijn de pijlers waar de Gelderse hoofdstad op rust. En dat komt bij uitstek tot uiting wanneer een speler als Kruiswijk, een typische antiheld, zo’n zeldzame goal maakt. Dáárvan smullen die anders zo gereserveerde Arnhemmers. En niet automatisch ook als hun club dik wint. Laat staan dat ze met zo’n overwinning te koop lopen. Want, schrijft Remco Kock in zijn boek De Rijn, de fles, Arnhemse meisjes en Vites: ,,In Arnhem houden we niet zo van opscheppers. In Arnhem scheppen we af. Afscheppen: jezelf onderuithalen, het liefst met humor. Ze ‘motten’ je immers ook niet zielig gaan vinden, want dan ben je alsnog aandacht aan het trekken.’’
Zwartgallig
Kock is naar eigen zeggen een ‘kat uit de boom-kijker’. Een tikkeltje zwartgallig ook. En iemand die zijn eigen prestaties en die van Vitesse bij voorkeur bagatelliseert. Vraag hem naar zijn verwachtingen voor het uitduel met VVV, en hij zegt: ,,Het gaat nu al zo lang goed, het moet haast wel fout gaat.’’
Impliciet belichaamt hij daarmee de volksaard in zijn woonplaats. In veel andere voetbalsteden zou alleen al het vooruitzicht van het koploperschap tot uitzinnige taferelen leiden. In Arnhem niet. Daar gruwelen ze van een ‘wij zijn de beste-attitude’. In plaats daarvan zuchten de mensen eens diep en filosoferen ze hardop over wat er in Venlo allemaal mis kan gaan. Kock: ,,Van het zwartste scenario uitgaan; dát is de Arnhemmer. Dat is niet zozeer een kwestie van je minder voelen. Het is eerder zelfbescherming. Met die insteek kan het namelijk alleen maar meevallen.’’
Auteur Marcel van Roosmalen schrijft die wat sombere grondhouding van de Arnhemmer toe aan de Tweede Wereldoorlog, toen de stad deels werd platgebombardeerd. Hilarisch zijn zijn anekdotes over het fenomeen ‘kwertje werme’ in stadion Nieuw-Monnikenhuize, het vroegere onderkomen van Vitesse.
Oudere fans wierpen daar muntjes naar beneden, nadat ze die eerst met een aansteker hadden verhit. En zodra een kind het kwartje dan opraapte en er zijn handen aan brandde, konden ze boven op de staantribune hun lol niet op. Een speler van de tegenpartij die per brancard van het veld moest? Met de blijmoedigheid van een postcodekanjer-winnaar imiteerden volwassen mannen dan massaal het geluid van een ambulance. Ellende bij een ander: dat houdt een Arnhemmer op de been.
Nu het Vitesse voor de wind gaat, komt daar nog een andere karaktertrek bij, zo merkt Bjorn Courbois: ongeloof. ,,Het klopt gewoon niet wat er gebeurt’’, zegt de anchorman van de Vitesse-podcast Studio Langs de Rijn. ,,We hebben wel eens vaker bovenin meegedraaid, maar toen was het voetbal lang niet zo spectaculair als nu. Zó goed voetballen, dat kan toch niet? Dat gevoel proef je in de stad. Ergens blijf je denken: het wordt toch niks.”