Cricket en het eerste Vitesse, dat ook voetbal introduceert deel 1
Engelse leest
In het vroeg geïndustrialiseerde Engeland heeft de bevolking eerder dan waar ook in Europa grote behoefte aan beweging in de buitenlucht. Zowel arbeiders – het credo van Robert Owen, de initiatiefnemer van de achturige werkdag in 1817, luidt niet voor niets ‘Eight hours labour, eight hours recreation, eight hours rest’ – als studenten op public schools en universiteiten storten zich op allerlei vormen van sport en beweging, waaronder een aantal balsporten. Rugby en het later hieruit afgeleide ‘association football’ (kortweg ‘football’ of ‘soccer’, voetbal in het Nederlands) wordt in diverse lagen van de bevolking populair; het in 18de eeuw bij de Britse aristocratie veel beoefende cricket groeit ook maar blijft toch vooral een bezigheid voor de ‘upper class’.
Cricket waaide via het kostschoolonderwijs over naar Nederland. Al zeker midden jaren veertig van de 19de eeuw wordt de sport beoefend op jongensinternaat Noorthey in Veur bij Voorschoten (Zuid-Holland). Daarna volgen ook andere onderwijsinstellingen waaronder de Utrechtse universiteit en de kostschool die Otto Johannes Schreuders (1828-1886), voormalig onderwijzer op Noorthey, in 1861 opent in Noordwijk-Binnen.[i] De op Engelse leest gestoelde kostscholen worden bezocht door jongens uit de Nederlandse elite. Naast uitstekend onderwijs in aanloop naar verdere studies en uiteindelijk een goede maatschappelijke carrière, is er op deze internaten veel aandacht voor lichamelijke beweging. Juist kostschoolleerlingen blijken vervolgens uitstekende promotors van de door hen beoefende sporten buíten de instellingen. Anders dan in Engeland blijft het beoefenen van en de betrokkenheid bij sport mede hierdoor vooral een aangelegenheid voor het welgestelde deel van de bevolking. De elite mengt zich immers nauwelijks onder ‘het volk’ en daarnaast is er gewoon nog onvoldoende vrije tijd bij de midden- en arbeidersklasse om zich op welke wijze dan ook bezig te houden met sport.
Pim Mulier
Willem Johan Herman (Pim) Mulier (1865-1954), een van de sportpioniers van ons land, zag naar eigen zeggen op de eerdergenoemde Noordwijkse kostschool (Instituut Schreuders) voor het eerst “’n voetbal” en “’n cricketspel”. Pim wordt hier op jeugdige leeftijd ondergebracht als zijn ouders langdurig op reis gaan. De oudste zoon van het in Haarlem woonachtige gezin Mulier, Pieter, geniet van 1870 tot 1873 zijn opleiding op het instituut van Schreuders waardoor broertje Pim hier tijdelijk kan verblijven. In zijn tienerjaren bezoekt Pim Mulier overigens zelf een kostschool in Gelderland: van september 1878 tot begin juli 1880 staat hij ingeschreven in Brummen bij de zogenoemde Franse school ofwel Instituut Spaanschweerd.
Decennia lang is aangenomen dat deze sportfanaat juist gedurende deze periode, om precies te zijn op 15 september 1879, de allereerste Nederlandse voetbalclub HFC (Haarlemsche Football Club) zou hebben opgericht. Ingegeven door de vondst van de exacte data van Pims verblijf in Brummen ontstaan bij sporthistoricus Nico van Horn rond 2004 de eerste twijfels omtrent de juistheid van het oprichtingsmoment van HFC. Sterker nog: tegenwoordig is zelfs wel duidelijk dat de sinds 1959 Koninklijke voetbalclub uit Haarlem jaren later het levenslicht zag. Net als in de rest van ons land bestond er dus óók in de hoofdstad van Noord-Holland geen georganiseerd voetbal voordat daar de eerste cricketclub – Progress, in 1880 – het levenslicht zag. Feit is wel dat Pim Mulier in die beginperiode actief was als wedstrijdcricketer in het Haarlemse, bij een van de vele andere clubjes in die stad: Rood en Zwart.
Sergeant Thomas Klinkspoor
De cricketsport neemt onder de Nederlandse (elite)jeugd zeer snel toe aan populariteit. Overal schieten cricketclubjes als paddenstoelen uit de grond. De oudste vermelding van een cricketclub in Arnhem dateert van 12 juli 1883 en staat in de krant Nieuws van den dag: “Onder leiding van den sergeant-schermmeester Klinkspoor is te Arnhem door eenige jongelieden de eerste cricket-club opgericht.” Aangespoord door de cricketrage in het land hebben de Arnhemse jongens zich blijkbaar gericht tot een volwassen, sportminnend persoon.
Sergeant en gymnastiekonderwijzer Thomas Johannes Klinkspoor (1856-1925) kwam door een ongeval in een kazerne in aanraking met schermen als vorm van revalidatie en raakte in de ban van deze sport en van lichaamsbeweging in het algemeen. In dezelfde periode waarin hij leiding geeft aan het oprichten van de cricketclub is Klinkspoor directeur van de Arnhemse gymnastiekverenigingen Ajax (opgericht op 9 april 1881), Jahn (van 1 oktober 1873) en de onderofficiers gymnastiekvereniging Milo (12 maart 1882; Klinkspoor is hier tevens president). Al deze verenigingen gebruiken voor hun oefeningen het gymnastieklokaal van de Willemskazerne aan het Willemsplein. Ook is Thomas Klinkspoor directeur van schermvereniging Mars uit Arnhem. In 1890 start hij een eigen “Gymnastiek- en Scherm-Inrichting” naast de Oosterkerk aan de Rietgrachtstraat, die hij vanaf 1907 samen met zijn zoon Jakobus drijft. Thomas Klinkspoor overleed in 1925 en bleef tot zijn dood actief betrokken bij het bedrijf.
Arnhemsche Cricket-Club
De in 1883 gestarte cricketvereniging is hoogstwaarschijnlijk de Arnhemsche Cricket-Club, die een jaar later wordt opgenomen in zowel de landelijke Gymnasten almanak als het Nieuw Arnhemsch Adresboek. Thomas Klinkspoor is naast president ook ‘captain’, wat betekent dat hij zelf ook actief is als cricketspeler. Daarnaast worden genoemd: Auke Kappenburg (vice-president, tevens militair), A.J. Scholten (secretaris) en Jacobus Johannes Seba (penningmeester). Er zijn op dat moment elf werkende leden. De Arnhemsche Cricket-Club wordt in februari 1884 aangenomen bij de op 30 september 1883 opgerichte Nederlandsche Cricket Bond (NCB). Een jaar na de oprichting van de bond telt deze reeds achttien aangesloten verenigingen uit het hele land, waaronder naast de Arnhemmers nog eentje uit Gelderland: Gelria uit Nijmegen.
Het is niet bekend hoe lang de Arnhemsche Cricket-Club precies heeft bestaan. Wel ontstaan er rond die tijd ook een aantal andere clubjes in de stad. Deze zijn zeer waarschijnlijk opgericht als direct gevolg van promotieactiviteiten in Arnhem door een dertigtal leden van diverse westelijke cricketverenigingen op eerste paasdag 1885. Zij spelen die dag ter bevordering van de sport een onderlinge wedstrijd op Bronbeek. Er zijn zelfs introductiekaarten uitgegeven aan leerlingen van het gymnasium en de hbs, “alsmede aan eenige particulieren”. Nog dezelfde maand is Arnhem minstens twee cricketclubs rijker: op 19 april 1885 ontstaat officieel Quickstep en zes dagen later Maarten van Rossum. In 1886 blijkt volgens het Arnhemse adresboek ook de Jongelingen Cricket-Club Run actief te zijn. Bij deze club is de eerdergenoemde Thomas Klinkspoor directeur; hij is dan niet meer als zodanig actief bij de Arnhemsche Cricket-Club. Tevens worden de volgende andere personen aangehaald bij Run: Herbert Rahder (president), Marius van Hoboken (secretaris), Reinier van Manen (penningmeester) en Gerrit Jan Henny (captain). Al deze personen zijn tussen de twaalf en veertien jaar en zo goed als zeker leerlingen van het gymnasium of de hbs.