24 juni 2017 In de media

‘Vitesse is één brok geschiedenis’

Met de eerste prijs in de 125-jarige historie kwam er een einde aan de Vloek van Vitesse.
Het bekersucces in april zorgde ervoor dat Ferry Reurink (44) de proloog van zijn boek Elke dag Vitesse, waarin hij de Arnhemmers een club van net niet noemde, moest herschrijven. Dat deed hij overigens met veel genoegen. VI sprak met hem over de geschiedenis in geel-zwart.

Elke keer als we stadion Gelredome zien, denken we terug aan dat moment in oktober 1999. In een ultrachic restaurant in Lens fêteerde Karel Aalbers het journaille voorafgaand aan het UEFA Cup-duel van zijn Vitesse met RC Lens. Het kon niet op. Gelredome was een jaar eerder feestelijk geopend en Aalbers vertelde nog maar eens smeuïg hoe hij op het idee van een uitschuifbaar veld was gekomen. Terwijl hij de brand in een sigaar stak, werd het alom bekende verhaal van het luciferdoosje opgediept en afgestoft.

Vervolgens ontvouwde Keizer Karel zijn ambitieuze plannen. Vitesse TV moest er komen, een Europa Cup-finale in Gelredome en de club moest hetzelfde merchandisingmodel als Manchester United krijgen. Als je voorzichtig op de rem probeerde te trappen, counterde Aalbers: ‘Bij Vitesse ben ik niet bezig met vandaag, maar altijd met overmorgen.’ Amper vier maanden later bleek dat Vitesse torenhoge schulden had en kwam er een even hard als abrupt einde aan Aalbers’ heerschappij, die zestien jaar had geduurd.

Bijna failliet

Ferry Reurink is geen tegenstander en geen Aalbers-adept. Hij blijft ook handig weg bij de schuldvraag, waarover tot op de dag van vandaag de meningen van de Vitesse-fans zeer uiteenlopen. We ontmoeten de schrijver van Elke dag Vitesse in de bestuurskamer van de Arnhemmers, waar het portret van Aalbers als Gouden Vitessenaar wel gewoon aan de muur hangt. Reurink beseft als geen ander dat als de voormalige juwelierszoon uit Velp in 1984 geen voorzitter was geworden, de club waarschijnlijk niet meer had bestaan, hij in 1985 niet zijn eerste seizoenkaart had gekocht en het prachtige boek dat voor ons op tafel ligt dus niet was geschreven.

‘Na de splitsing op 1 juli 1984 van de amateurs en profs werd Aalbers de eerste voorzitter van de Stichting Betaald Voetbal Vitesse’, vertelt Reurink. ‘In 1985 was het echt bijna gebeurd met de club, een faillissement dreigde. Aalbers deed met een microfoon op de middenstip een beroep op de bevolking. Ze moesten van hem laten zien dat zij liefde hadden voor Vitesse, omdat Aalbers dan een troef richting de gemeente zou hebben waar hij had aangeklopt voor tweehonderd-duizend gulden. Voor het duel met VVV op 21 april 1985 (3-0, red.) was er daarom gratis toegang. Er kwamen liefst zevenduizend Vitesse-supporters naar Nieuw Monnikenhuize. Dat is van doorslaggevend belang geweest in de raadszaal voor het voortbestaan van de club. Met behulp van de dissidente PvdA’er Martin de Graas werd een krappe meerderheid behaald en kreeg Vitesse uiteindelijk de nodige steun.’

‘De wedstrijd tegen VVV was gratis. Een paar dagen later speelde Vitesse weer thuis, moest er worden betaald en zat er geen kip. Daarna is Aalbers bij publiek en sponsors letterlijk met de pet rondgegaan. Hij vond een Zwitserse sponsor, er konden wat goede spelers worden gehaald en zo heeft hij de club nieuw leven ingeblazen. Feit is dat Vitesse zonder Aalbers nooit zo groot was geworden en misschien niet eens meer had bestaan. Dan hadden wij hier nu niet gezeten. Hij was een visionair, deed het uit liefde voor Vitesse, maar je moet wel altijd blijven presteren. Of dat lukte? Daar dachten anderen op het laatst anders over.’

Aalbers is wél persoonlijk verantwoordelijk voor de komst van Mahamadou Diarra, volgens Reurink misschien wel de beste voetballer die bij de club heeft gespeeld. ‘Diarra heeft Real Madrid gehaald. Als we puur daarnaar kijken, is hij de beste die we hebben gehad. Hij is in 1999 op een heel bijzondere manier naar Vitesse gekomen. Diarra speelde bij OFI Kreta en zowel Barcelona als AC Milan wilde hem overnemen. De trainer van OFI, Gène Gerards, vertelde Aalbers dat de eigenaar van de club, een rijke reder, schepen wilde bouwen in Rusland, maar daar geen connecties had. Die had Aalbers wél. Hij was immers adviseur van de toenmalige president Boris Yeltsin. En omdat hij ervoor zorgde dat de reder een ingang kreeg in Rusland, kwam Diarra naar Vitesse.’
 


Diarra en Rankovic tijdens de Vitesse-reunie in gesprek

Mazzeltje

Het verhaal staat in geuren en kleuren beschreven in Elke dag Vitesse. Het idee voor het jubileumboek ontstond op Eerste Kerstdag 2015. ‘Ik zat in de auto op weg naar familie wat te mijmeren’, verhaalt Reurink. ‘Ik dacht aan nostalgische Vitesse-dingen met Kerst. Zoals 24 december 2006, Kerstavond, Vitesse-Ajax met Aad de Mos: 0-2 achter, 4-2 winnen, met twee doelpunten in de laatste minuten. Toen dacht ik: Zouden ze op iedere dag hebben gespeeld? Oud en Nieuw? Ik kon bijna niet wachten om het uit te zoeken. Toen ik thuiskwam, ben ik meteen begonnen. Ik vroeg een jongen die de database van de supportersvereniging beheert, alle dagen dat Vitesse heeft gespeeld uit te draaien. Hij zei bijna direct: “Je mist twee dagen vanaf 1892”. Vanaf dat moment is het gaan leven.’

Reurink had bij het uitzoeken veel aan zijn dagelijks werk als erfgoedspecialist van de Arnhemse bibliotheek. ‘Ik zat dus dicht bij het vuur. Het gaat mij natuurlijk niet alleen om de wedstrijden, maar juist om de verhalen die de 125-jarige geschiedenis van de club vertellen. Een jubileum, een eretreffer, een bijzondere speler; het liefst altijd iets speciaals. Ik wilde echt iets nieuws doen en geen aanvulling worden op alles wat er al is geschreven over de historie van Vitesse. Bijna iedere dag schreef ik de verhalen uit de geschiedenis die op die datum hadden plaatsgevonden. Intussen moest ik goed in de gaten houden wat er nog in het afgelopen seizoen gebeurde. Het moest natuurlijk zo actueel mogelijk zijn. Het winnende doelpunt van Zhang Yuning tegen Roda JC was een bijzondere goal: de eerste speler uit China die scoort in de Eredivisie. De unieke treffer van Arnold Kruiswijk, na 25.018 minuten, heb ik bij het spelersoverzicht nog mee kunnen nemen. Uitgerekend die wedstrijd heb ik in het stadion gemist, omdat ik aan het boek werkte. En natuurlijk moest de bekerfinale nog mee. Zó blij dat die erin zit en dat alles samenvalt. Dat is een mazzeltje.’

De 44-jarige Arnhemmer is al dertig jaar Vitesse-fan en kocht zijn eerste seizoenkaart in 1985. ‘Het was de tijd dat de Arnhemmers op Nieuw Monnikenhuize nog in de Eerste Divisie uitkwamen. De plek waar het voor mij gebeurde, mijn leven groeide mee met de club. Mijn helden uit die tijd waren Roger Schouwenaar, Ricky Talan en doelman Lloyd Doesburg – bijnaam De Kat, al maakte hij af en toe wat foutjes. Zij hadden ook in de Eredivisie gespeeld. Talan was in 1981 landskampioen geworden met AZ, dus een winnaar. Zo dacht je als kind. Theo Bos werd het later natuurlijk ook. Theo was toen een modale verdediger. Iedereen dacht in die tijd: Als we in de Eredivisie spelen, is hij weg, dat kan hij niet aan. Elk jaar werd hij afgeschreven, maar Theo was een knokker en steeds bleef hij overeind. Hij is echt meegegroeid met Vitesse, daardoor werd hij een held. Net als Edward Sturing, mannetjesputters.’

‘Op Nieuw Monnikenhuize was de club nog echt knuffelbaar. Je liep overal zo binnen. Posters, aanplakbiljetten, programmaboekjes kon je zó ophalen. ’s Zaterdags de jeugd kijken en dan ’s avonds de wedstrijd van het eerste. Zo gaat dat als je fan bent. Later ging mijn vrouw ook mee en weer later deden de kinderen dat ook. Zo geef je de liefde voor een club klassiek door.’

Legendarische trainer

Vader John werd een grote Vitesse-verzamelaar, een collectie die Reurink junior overhoop haalde voor zijn boek. ‘Mijn vader spaarde alles wat los en vast zat: sigarenbandjes, muntjes en dergelijke. In 1985 is hij begonnen met Vitesse, hij was al fan en had nog veel liggen uit de tijd dat hij elke wedstrijd ging kijken. Elk lettertje over Vitesse werd uitgeknipt en netjes geordend. Digitale publicaties zijn natuurlijk een uitdaging. Hij wil wel dat ik dingen opsla. De kaartjes van de bekerfinale bijvoorbeeld, maar daar wil hij dan ook nog een printje van. Hij is een papieren-verzamelaar, minder van de sjaals en shirtjes.’

‘Pronkstuk voor mij is het programmaboekje van de thuiswedstrijd tegen Helmond Sport toen we naar de Eredivisie promoveerden, in 1989. We kregen allemaal zo’n papieren zonneklepje aan een elastiekje. Geel, met in het zwart Eredivisie Vitesse erop. Allemaal bewaard. We hebben een speciale map van die promotie en dat heeft voor mij de meest sentimentele waarde. Het jaar erop was ook zo bijzonder. We eindigden meteen als vierde in de Eredivisie en verloren de beker-finale van PSV.’

Trainer destijds was de markante en aimabele Bert Jacobs, aan wie Reurink de beste herinneringen bewaart en die enkele keren in het boek opduikt. Jacobs, de man van de term hotseknots-begoniavoetbal, was als mens én als coach uniek. ‘Legendarische trainer die met beperkte middelen een hecht team smeedde, promoveerde naar de Eredivisie en Europees voetbal haalde. Jacobs deed ook altijd gekke dingen’, zegt Reurink terwijl hij het boek openslaat op 21 oktober 1989. ‘Na de 0-1 bij PSV, de allereerste zege ooit van Vitesse daar, wilde Jacobs de overwinning vieren door op de Korenmarkt met een fiets een discotheek in te rijden. Hij probeerde het twee keer, kreeg een handgemeen met de uitsmijter en werd uiteindelijk door de politie weggestuurd. Zulke dingen gebeurden er met hem.’
 

De mooiste wedstrijd die hij in het boek beschrijft met Jacobs aan het roer, is voor Reurink het UEFA Cup-duel met Dundee United in 1990. ‘Daar was ik zelf bij. Thuis wonnen we met 1-0 en in Schotland dacht ik: Anderhalf jaar geleden speelden we nog in de Eerste Divisie voor een paar honderd man en nu veroveren we Europa. Ik heb meegemaakt dat we in 1986 tegen Veendam speelden dat al was gepromoveerd. Iedereen keek naar het WK op dat moment, ik ging naar Vitesse. Er waren 231 betalende toeschouwers. Echt het dieptepunt, ook nog eens 5-0 verloren. Dundee was een hoogtepunt. We wonnen met 4-0 en gingen door naar de derde ronde. Hilarisch was het interview in de rust met Jacobs op RTL 4. De verslaggever zei dat de trainer risico nam door zo aanvallend te spelen. “Geouwehoer”, zei Jacobs. “We spelen altijd zo en gaan niet anders voetballen omdat we tegen jongens spelen die een andere taal spreken”. En hij liep weg. Ik ben Jacobs nog altijd dankbaar dat hij Frans Thijssen, de belangrijkste speler in het promotiejaar van 1989, overhaalde toch te blijven spelen. Prachtige voetballer, een van de besten die we hebben gehad en een geweldig mens.’

Oprichting

In Elke dag Vitesse wordt er dus op slechts twee dagen niet gevoetbald. Toch komt elke dag aan bod. Op 1 juli wordt de splitsing van de profs en amateurs uitgebreid beschreven – in 2009 gingen de amateurs van Vitesse 1892 ter ziele – en 14 mei is de oprichtingsdatum van de club. ‘Wat niet klopt, is het zinnetje in alle jubileumboeken over de oprichting van Vitesse: “Heden, zaterdag 14 mei 1892 werd te Arnhem opgericht de cricketclub Vitesse”. Die zin bestaat niet’, weet Reurink. ‘Ik heb het opgezocht in het notulenboek uit het archief en daar zie je: “Cricketclub, gevestigd te Arnhem in oprichting den 14e mei 1892”. Er was nog geen naam. Pas vier dagen later dachten de jongens die op de hbs zaten: Laten we de oude naam Vitesse gebruiken. Want wat weinig mensen zullen weten, is dat er in 1887 al een cricket- en voetbalclub met de naam Vitesse bestond in Arnhem. Die ging in 1891 ter ziele omdat ze geen terrein hadden.’

‘Willem Hesselink wordt altijd als speler aangehaald uit die tijd. Hij was bij de oprichting betrokken, ging later vanwege studie naar München en meldde zich daar in 1902 aan bij het toen nog kleine Bayern. Hesselink werd aanvoerder en was vanaf 1903 zelfs een tijdje voorzitter. Terug bij Vitesse was hij uiteindelijk speler, trainer, penningmeester en voorzitter.’

Maar Vitesse had in die beginjaren meer markante figuren. ‘Wat te denken van de Indische familie Dezentjé met vijf jongens die in Arnhem studeerden. Vitesse was toen een scholierenclubje, maar zij maakten wel de eerste competitiewedstrijden mee. Op 11 november 1894 speelde Vitesse de allereerste officiële wedstrijd bij de Nederlandschen Voetbal en Atletiek Bond, tegen Victoria uit Den Bosch. We wonnen met 17-0 en Gaspard, Frans, Edmond, Bernard en Eli Dezentjé stonden alle vijf in de basis. Edmond scoorde zes keer. Ik heb zoveel plezier gehad in het uitzoeken, het was voor mij een sport om bij alle opstellingen ook de voornamen van Vitesse én van de tegenstander te achterhalen.’

De familie Hofs

Twee weken geleden overleed Bennie Hofs. Uiteraard komen het clubicoon – hij speelde 383 wedstrijden voor Vitesse – en zijn neefje Nicky Hofs uitgebreid in het boek voor. Toen we eens bij hem in zijn snackbar Nieuw-Klarendal waren, vertelde Bennie Hofs over de periode dat hij Nicky twee jaar in huis had. De lastige puber mocht van zijn strenge maar rechtvaardige oom tot half tien buiten blijven spelen en dan moest hij naar bed. Af en toe mocht hij nog een broodje frikadel mee naar boven nemen, maar geen mayonaise. Tante Riet stond dan onder aan de trap en had gauw twee zakjes mayonaise in haar schort gestopt. Die griste Nicky er snel uit en hij riep vervolgens breed lachend: ‘Welterusten, ome Ben’.

‘Veel minder bekend is het tragische verhaal van Henk Hofs, de jongere broer van Bennie’, vertelt Reurink. ‘Ook hij was een ontzettend goede voetballer en net als Ben ruwe bolster, blanke pit. Hij haalde ook het eerste van Vitesse, maar door knieblessures moest hij al heel jong stoppen. Tot aan zijn dood is hij geopereerd aan zijn knieën en hij is uiteindelijk na weer een operatie aan een infectieziekte overleden. Zijn knie heeft hem niet alleen zijn carrière, maar dus ook zijn leven gekost.’

Chris de Vries is volgens Reurink ook zo’n speler voor wie weinig aandacht is geweest. ‘Terwijl hij toch een dikke 250 wedstrijden voor Vitesse heeft gespeeld. Hij was hard, maar ook technisch en een echte gangmaker. Vitesse had eind jaren zestig en begin jaren zeventig een legendarische voorhoede met Ben Hofs, Chris de Vries, Hans Verhagen, Henk Vleeming en Jan Veenstra. De vier V’s plus H, zoals ze werden genoemd. Zij werden kampioen in 1966, promoveerden naar de Eerste Divisie en maakten samen 66 doelpunten. Frans de Munck, De Zwarte Panter, was keeper en werd een jaar later trainer van Vitesse. Ik heb het zelf niet meegemaakt, maar heel veel oud-Vitessenaren vinden dit een schitterende periode. De Munck was geen echte Vitesse-man, heeft hier maar kort gespeeld en was twee keer trainer, maar is altijd in Arnhem blijven wonen. Hij zat vaak op de tribune, de zwartgrijze haren strak achterover en als kind vond ik hem heel indrukwekkend. Ik heb De Vries uitgebreid gesproken over die tijd. Een verteller pur sang, hij had de prachtigste verhalen over die periode. De Vries had een slijterij op de Paasberg en ploeggenoot Bart van Ingen – niet de voormalige directeur van NEC – was adjunct-directeur van een schoonmaakbedrijf. De Munck gedoogde dat, maar zijn opvolger Cor Brom niet. Het kwam tot een arbitragezaak. Beide spelers voetbalden daarna nooit meer voor Vitesse en De Vries bereikte vervolgens nog een legendarische status bij De Graafschap. Het tragische is dat hij dit jaar een dag voor de bekerfinale is overleden. Zijn dochter vertelde het me in De Kuip.’

Net niet

Een voetbalclub leeft dankzij haar geschiedenis, door het hebben van helden, bijzondere verhalen en anekdotes. Ze staan allemaal in het boek van Reurink. Ricky van Wolfswinkel, die afgelopen week voor FC Basel tekende, eiste onlangs een prominente plek op. Hij schreef zijn eigen jongensboek én historie met zijn twee treffers in de bekerfinale tegen AZ (2-0). ‘In zekere zin heeft Ricky De Vloek van Vitesse doorbroken, zo zou je het toch wel een beetje kunnen noemen’, lacht Reurink. ‘Wij waren voorheen toch een beetje de club van net niet. Net niet de beker en net geen landskampioen, op één minuut. Op 31 mei 1914 verloor Vitesse in blessuretijd met 2-1 van HVV uit Den Haag. Nog tijdens die kampioenscompetitie had de KNVB besloten dat bij een gelijk aantal punten het doelsaldo doorslaggevend zou zijn. Dat was dus de allereerste keer en Vitesse werd daar de dupe van. Ze hadden aan een gelijkspel genoeg en waren op een minuutje na kampioen van Nederland. Vijftig jaar na dato, in 1964, zou Vitesse-speler Fritz Zewald zeggen: “Het was nog een buitenspelgoal ook”. Dat vind ik mooi, dat hij daar een halve eeuw later nog mee zat.’
 

‘Mij gaat het overigens niet om prijzen, maar om Vitesse. En als ze in de Hoofdklasse zouden spelen, zou ik nóg gaan. Aan de andere kant ben ik natuurlijk hartstikke blij met de beker. Als het daarbij zou blijven, ook prima. Maar ik ben een kritische supporter. Ik had de proloog van het boek al klaar en daarin stond dat ze alles over Vitesse mochten zeggen en schrijven, het zou toch altijd onze mooie club blijven, maar dat Vitesse ook altijd de club van net niet is geweest. Dat heb ik met alle plezier eruit gehaald.’

Paradijsvogels

Het gaat te ver alle helden en fraaie anekdotes hier te behandelen, ze zijn simpelweg te talrijk. Op de pagina van 22 april zien we een prachtige foto van icoon Henk Charly Bosveld. Zwart-wit, aanvoerdersband om de linkerarm, het cijfer 3 groot achter op het shirt, zijn rechterarm in de lucht met gebalde vuist. Bosveld viert zijn laatste doelpunt in het betaalde voetbal. Tegen Feyenoord, 1-1. Op de achtergrond het reclamebord met Zware Van Nelle-shag. Het is 1979, dat kan dan nog.
 

Net als een karakteristiek rokende Henk ten Cate langs de lijn. Op 16 februari 1997 wint Vitesse met 1-0 van PSV en onder de flamboyante Ten Cate eindigen de Arnhemmers als derde. Met een ontketende Nikos Machlas, die een fantastische klik had met Dejan Curovic, is het nog altijd de beste prestatie in de historie van Vitesse. Toch moest Ten Cate na dat topseizoen vertrekken, enkele emotionele uitbarstingen zouden de coach fataal zijn geworden.

Vitesse en Arnhem hebben wel iets met markante figuren of antihelden aan wie zo af en toe een rafelig randje zit. ‘We hebben bijvoorbeeld nog niet heel veel gehad aan Alexander Büttner sinds hij is teruggekeerd. Hij is misschien wel wat te dik, maar hij is wel van ons. We krijgen ook steeds meer onze eigen identiteit terug. Niet dat die weg was, maar het was toch een tijdje anders dan voorheen. Het is niet leuk Chelsea B te worden genoemd. Maar Vitesse is echt wel een warme club, hoor. Ze hebben in alles meegewerkt aan dit boek en op Papendal loop je echt zo binnen. Dan is het hartstikke leuk dat je Edward Sturing, Nicky Hofs en Theo Janssen bijvoorbeeld tegen het lijf loopt. Mooi dat zij er nog zijn. Echte levensgenieters, maar ze hebben veel voor de club betekend. Ja, je kwam ze weleens in de stad tegen, maar dat gebeurde met wel meer spelers. De Duitse international Paulo Rink bijvoorbeeld, maar hij hield ons wel in de Eredivisie met twee goals tegen FC Utrecht. En nu zitten we verlegen om kleurrijke spelers. Janssen, Hofs, maar ook Büttner en Jhonny van Beukering, dat zijn toch heerlijke gastjes. Ja, soms doen ze iets geks en af en toe zijn ze iets te zwaar, maar dat maakt niet uit. We hebben toch van ze genoten. Nog altijd denk ik aan die vrije trap van Janssen in oktober 2000 tegen Ajax. Hij maakte met dat fantastische linkerbeen zijn eerste doelpunt voor Vitesse, we wonnen met 3-2. Dan kun je bij de supporters wel een potje breken hoor.’

‘We hebben hier veel paradijsvogels gehad. Didier Martel, Stijn Vreven en toch ook Bob Peeters. Hij is nog altijd de duurste aankoop van Vitesse (zes miljoen euro, red.), een beetje jammer dat hij niet veel scoorde. Hij kwam als vervanger van Pierre van Hooijdonk. Geen echte clubman, maar die schoot er wel 25 in. Peeters niet, ook niet in drie seizoenen.’

‘Vitesse is één brok geschiedenis en dat moeten we wel blijven zien. Natuurlijk is het voetbal veranderd en overal vercommercialiseerd, maar dat doet niets af aan de mooie historie die heel veel clubs met zich meedragen. Daar mag het af en toe nog best over gaan. En als je een beetje zoekt, vind je de prachtigste verhalen. Die moeten worden verteld en opgeschreven.’
 

VI / Foto’s SV

Hoofdsponsor: