5 juni 2011 In de media

Grande Vitesse

In Andere Tijden Sport een terugblik op het tijdperk Karei Aalbers, de ambitieuze maar omstreden oud-Vitesse voorzitter. Door Marcel van Roosmalen.

Mijn ouders woonden vlakbij stadion Nieuw Monnikenhuizen. Als Vitesse thuis speelde, pisten er supporters in de tuin en mochten we niet voor het raam staan. Ook was het dan ontzettend druk bij het benzinestation. Vanaf het seizoen 1979-’80 ging ik er zelf kijken. Met mijn vader. We stonden altijd op de overdekte staantribune aan de lange zijde. We genoten vooral van gekanker van de supporters, want Vitesse speelde slecht en degradeerde.

Een seizoen later, in de eerste divisie, viel mijn vader tijdens de wedstrijd tegen Cambuur (0-5) samen met wat anderen van de tribune. Hij had een gat in zijn hoofd en moest naar het ziekenhuis. Daarna ging hij niet meer mee. Ik ging voortaan met mijn broer en wat vrienden. We hoorden nergens bij, maar stonden graag in vak CC, want daar kon je lachen. In vak CC heerste de Spijkerside, genoemd naar het Spijkerkwartier in Arnhem. Ze hadden sjaaltjes om hun polsen geknoopt, droegen spijkeijacks zonder mouwen, dronken bier en scholden negentig minuten lang op de eigen spelers. Meestal bleef het bij een hartstochtelijk: ‘De Rijn, de fles, de hoeren en Vites’.

Een treurige toestand, en toen was daar opeens Karel Aalbers, juwelier uit Velp. Een man met goudkleurig brilmontuur en een visie. Ik kende hem als trainer van Sportclub Velp (SCV), een niet meer bestaande volleybalvereniging, die – toeval of niet – ook in geel-zwart speelde. Hij had de trainingsbroek altijd hoog opgetrokken en was een strenge trainer, ook wat jammerlijk mislukte.
Onder Karel gebeurde het ongelooflijke: Vitesse promoveerde en plaatste zich zelfs voor Europees voetbal. Zijn populariteit groeide. Regelmatig wandelde hij voor de wedstrijden even over het veld, zogenaamd om de tribunes te inspecteren. Het waren ererondes: we scandeerden zijn naam.

De verhuizing naar het Gelredome – ’the ultimate home of events’ – was zijn finest hour. In interviews met zo’n beelje alle tijdschriften vertelde hij steeds hetzelfde verhaal over het uitschuifbare veld: dat hij een sigaartje wilde opsteken, een doosje lucifers pakte en zo op het idee was gekomen. Bij de openingswedstrijd tegen NAC stond hij geëmotioneerd op de middenstip toen hij werd geridderd tot ‘Gouden Vitessenaar’, een door hem zelf verzonnen onderscheiding. Hij zag het Gelredome niet als een stadion dat er eindelijk stond, maar als ‘een nieuw begin’. Wat hem betreft verrees er in Arnhem-Zuid een heel dorp – Vitesse Village’ – met hotels en Vitesse-winkels. Hij liet berekenen hoeveel potentiële Vitesse-supporters er waren: als Arnhem het centrum van de wereld was en je trok er een behoorlijke cirkel omheen kwam je uit op negen miljoen. ‘Dat is inclusief het Ruhrgebied’, zei hij erbij.

Een paar jaar later kwam de val. De boekhouding van Vitesse was een zootje, iets wat iedereen al jaren wist. Hij moest vertrekken en kreeg in stilte een afkoopsom van een paar miljoen mee, iets waar hij liever niet over praat. Er werden demonstraties en een optocht door Arnhem georganiseerd. En toen hij een paar dagen vast zat, stonden er voor de gevangenis mensen met een Vitesse-sjaal te zwaaien. Zijn naam werd nog jaren gescandeerd. Als hij een wedstrijd bezocht en plaats nam op zijn plek op de Oost-tribune gingen de mensen staan. Ze klapten dankbaar. Als het slecht ging met de club waren supporters welkom in zijn villa in Eerbeek. De koffie kwam er uit een verzilverde thermoskan, de vlaai stond in de koelkast.

Voor een deel van de supporters bleef hij een held. Toen de club twee jaar geleden een naam zocht voor het nieuwe clubsymbool, een vechtarend, werd er een enquête onder supporters georganiseerd. De naam ‘Karel’ was na ‘schijtlijster’ het populairst. Een deskundige jury onder leiding van algemeen directeur Paul van der Kraan besloot de wens van het volk te negeren. ‘Zowel "Karel" als die andere naam passen minder binnen de toekomstvisie van onze club.’

Binnen de club, die na het vertrek van ‘keizer Karel’ -zoals hij werd genoemd – diverse keren ‘overnieuw begon’ zwegen bestuursleden hem liever dood. Toen ik me zes jaar geleden namens Hard Gras bij voorzitter Kees Bakker meldde met het verzoek om een seizoen mee te lopen met de selectie stelde hij als voorwaarde dat ik niet zou schrijven over de oud-voorzitter. ‘Karel Aalbers is weg. We hebben nu een schoon schip. Welkom aan boord.’ Een onmogelijke opdracht: iedereen had het over Karel, de een negatief, de ander positief. 

Binni Klaver, de ontslagen beheerder van De Slenk, de trainingsaccommodatie van Vitesse op Papendal, verwoordde het algemene gevoel onder ‘het gewone personeel’. Vroeger in de Kareltijd trakteerden de spelers rond Kerstmis etentje. En dan kregen we ook een envelop. Met iets erin. Tegenwoordig krijg je alleen post als je te veel kilometers declareert. Als je vroeger post kreeg, was je meteen nieuwsgierig. Sinds Karel weg is heb ik niet eens meer zin om het open te maken.’ Een marketingmedewerker herinnerde zich dat onder Karel alles kon: ‘Er waren altijd lekkere broodjes, er werd niet op: een cent meer of minder gekeken. Alleen het einde was een beetje raar, toen moesten we met z’n allen dozen met papieren weg dragen. En je moest zorgen dat je op weg naar uitwedstrijden niet bij ‘m in de auto zat. Er moest altijd getankt worden en hij had nooit contant geld bij zich, daar hield hij niet van.’

In Andere Tijden sport een terugblik op het tijdperk-Aalbers; Karel werkte eraan mee. Hij was zo vriendelijk om voor de camera niets negatiefs over de Georgische eigenaar Merab Jordania te zeggen, maar in het Arnhemse is allang doorgesijpeld wat hij echt vindt: hij vertrouwt het zaakje niet en is bang dat er ‘zwart geld’ wordt witgewassen.

Iets waar ze in Arnhem overigens hard om lachen. Bij de bouw van het Gelredome liet Karel kogelwerende glasplaten plaatsen in de tussendeuren op de promenade rondom de tribunes, zogenaamd om supportersgroepen te kunnen scheiden. De waarheid is dat hij bang was om geliquideerd te worden. Hij zat financieel nogal diep in de Oost-Europese partijen- handel. Die kogelwerende deuren en ramen zitten er nog steeds, de Georgiërs en Russen die bij Vitesse tegenwoordig de deur plat lopen vinden het prachtig. Het voelt als thuis.

Marcel van Roosmalen is auteur van Je hebt het niet van mij en Het jaar van de adelaar, beide over Vitesse. Het derde deel verschijnt begin juli. Informatie over de uitzending ‘Andere tijden sport’: klik hier.

Vara Magazine / Marcel van Roosmalen

Hoofdsponsor: