Merchandise
Onthulling voetbalmonument Nieuw Monnikenhuize
De laatste officiële doelpuntenmaker Dejan Curovic, hij scoorde exact vijftien jaar eerder namens Vitesse tegen FC Twente (2-1), onthulde een monument op de plaats van de vroegere hoofdingang aan de Rosendaalseweg in Arnhem .
Het monument bestaat uit een zogenoemde ‘Arnhemse gedenkstrip’, zoals er inmiddels verschillende granieten stroken met inscriptie in de stad te vinden zijn op plekken van historisch belang. In het geval van stadion Nieuw Monnikenhuize deed de Supportersvereniging Vitesse een duit in het zakje door ook een andere symbolische verwijzing mogelijk te maken: een stenen voetbal met van die ouderwetse leren lappen. De verwijzing op de gekozen plek kon niet treffender, want de voormalige hoofdingang van het stadion bestond onder andere uit een bakstenen ingangspartij getooid met twee van dergelijke voetballen.
Onder grote belangstelling van allerhande Vitessenaren én wijkbewoners van Monnikenhuizen, waarvan een deel precies op het vroegere speelveld woont, nam eerst de Arnhemse wethouder Margreet van Gastel het woord, gevolgd door een vertegenwoordiger van de supportersvereniging en Vitesse supporter Peter Bierhaus.
Hij bracht in woord en gebaar een prachtige, nostalgische ode aan Nieuw Monnikenhuize alvorens de speciaal vanuit Servië overgekomen Dejan Curovic in gelegenheid te stellen de onthulling te verrichten. Nadat de spits nog één keer een bal in een (geïmproviseerd) doel schoot, werden de geelzwarte vlaggen van het monument getild. De letters op de gedenkstrip die zichtbaar werden, spreken voor zich:
Hier stond vanaf september 1950 de hoofdingang van stadion Nieuw Monnikenhuize. Voetbalclub Vitesse speelde op deze plek, voor het laatst op 21 december 1997. In 1998 verhuisde Vitesse naar het multifunctionele stadion Gelredome in Arnhem-Zuid.
Voor iedere passant van de hoek Rosendaalseweg met de Dominicanenweg in Arnhem is in het vervolg duidelijk dat hier sporthistorie is geschreven. Een historie die (te) lang niet zichtbaar is geweest, maar die dankzij de hulp van de gemeente Arnhem gelukkig weer publiekelijk is gemaakt.
