18 oktober 2019 In de media

Open monumentendag bij Vitesse: mijmeren over Machlas, Theo Bos en De Munck

In balverliefd elke week aandacht voor de gang van zaken achter de schermen van het voetbal en opvallende gebeurtenissen aan de rand van het veld. Deze week doen we mee aan de open monumentendag bij Vitesse.
Het is 16 mei 1981. Ik mag als klein ventje met oom Joop mee naar een uitwedstrijd van Vitesse. Helemaal in Helmond. Stilletjes luister ik achter in de auto naar de mannentaal. We hebben kaarten voor de tribune waar de supporters van Helmond Sport staan. Geen sjaals en niets laten merken, zijn de instructies. Oom Joop is echt klaar met de enige aankoop, Wim van Dongen. Ik hoop maar dat Van Dongen vandaag wél goed speelt, anders zie ik ons al met de rust weer op de terugweg. Vitesse begint aardig, totdat na een paar minuten de bal bij Van Dongen komt. Ik kijk tussen twee brede mannenruggen door en geloof mijn ogen niet. Vanaf de middenlijn schiet hij de bal terug, met een keurige boog belandt die over de grabbelende doelman heen in het net. Mijn oom wil naar huis, de anderen vinden gelukkig dat je dan je club in de steek laat. En er zijn nog 87 minuten te spelen. Niets aan de hand. Bij 5-0 lopen we de tribune af en ik heb het gevoel dat heel Helmond ons staat uit te lachen.

Het vreemde aan dit verhaal is vooral dat ik het nu, 38 jaar later, nog weet. Een wedstrijd die nergens om ging, met nauwelijks publiek. Waarschijnlijk kloppen er details niet, maar verder weet ik bijzonder weinig uit die tijd. Geen idee hoe het op school ging, geen idee of ik een vriendinnetje had. Het is gelukkig geen exclusieve afwijking. Geen reden om eens bij een psycholoog langs te gaan. Bijna iedere voetballiefhebber die ik ken, heeft de krankzinnigste herinneringen aan futiliteiten op en om het veld in de stadions.

Dat ik er vandaag aan terugdenk, heeft ook wel een reden. Dat komt doordat ik over de geschiedenis van Vitesse aan het lezen was als voorbereiding op een bezoekje. Mooie lijvige boekwerken over de imposante historie van de stokoude club. Na een uitgebreid ontbijt met een lekker dikke zaterdagkrant rijden we over de brug bij Arnhem. Wereldberoemd. Een brug te ver voor onze bevrijders die 75 jaar geleden uit de lucht kwamen vallen met hun parachutes. Dat seizoen werd Vitesse eerste in de Tweede Klasse C Oost na duels met clubs als Rheden, Aalten en het Nijmeegse SCH. In 1942 vierde de club haar vijftigjarige bestaan met een wedstrijd tegen Ajax. Op het veld vormden pupillen een grote V. Iedereen vond het prachtig, want die V was natuurlijk niet van Vitesse, van victorie, een stiekeme middelvinger naar de bezetter.

Op het trainingscomplex Papendal kun je nog steeds de plaquette vinden met de namen van de elf leden van de Vitesse-familie die de oorlog niet overleefden. Genoeg te vertellen op deze open monumentendag. Want dat is het vandaag. En ons oog is eerder deze week gevallen op een kleine aankondiging van de supportersvereniging. Die wil graag de geschiedenis van de club overdragen. Daar zijn wij altijd voor in.

Stadion Gelredome in aanbouw. Voorzitter Kare Aalbers en middenvelder Michel Kreek komen de voortgang inspecteren.Intussen doemen de contouren van Gelredome al op. Rond de eeuwwisseling een van de modernste stadions van Europa. Het waren de roerige tijden dat de illustere juwelier en consul van Oezbekistan Karel Aalbers zijn beste dagen beleefde. Het gemiddelde aantal toeschouwers knalde van negen- naar 26 duizend. Internazionale kwam op bezoek. En dat was pas het begin. Vitesse ging Manchester United achterna. Met het modernste onderkomen van Europa. Keer op keer vertelde Aalbers hoe hij door een gevallen luciferdoosje op het idee was gekomen voor het concept van een overdekt stadion met uitschuifbaar veld. Jaren later zagen we hem op tv huilend aan een zwembad ergens in Spanje. Het luciferdoosje was een kaartenhuis geworden. De financiering rammelde, om het maar netjes te zeggen. Maar met zijn idee was niks mis. Het grootste theater van Nederland, een multifunctioneel stadion voor topvoetbal en topconcerten.

We stoppen voor een lang geel-zwart gebouw achter het bouwwerk. Hier klopt het echte hart van Vitesse. Hier komen de getrouwen samen voor en na de wedstrijden. Op momenten dat er slecht nieuws is. Als DJ Curovic of Theo Bos is overleden. Vanaf de snelweg hadden we de enorme schildering van Bos al gezien. Op Papendal staat zijn buste. Je kunt nog steeds niet om hem heen. Een blok beton. De enige die alle Europese duels speelde op Nieuw Monnikenhuize, het stadion waar hij als jongetje al op de tribune stond. Als later een speler van Vitesse een trap kreeg, dan schalde het Theo, pak hem terug van de Spijker Side. Legendarisch is het moment dat supporters een banaan richting de donkere spits Hennie Meijer van FC Groningen gooiden. Bos zag het gebeuren, pakte de banaan, trok de schil eraf en at ’m tijdens de wedstrijd op. Het was zijn manier van dealen met racistische fans. Dat gebeurde allemaal in het stadionnetje dat aan het eind van de vorige eeuw werd afgebroken. Drie keer raden wie er daarna, toen daar huizen werden gebouwd, meteen ging wonen? Inderdaad; Theo Bos, de man die niet kapot kon en toch uiteindelijk moest buigen voor die vreselijke ziekte.

Vitesse-icoon Theo Bos in duel met Wlodi Smolarek van FC Utrecht, inmiddels ook al overleden.Nu, vanaf de andere kant, lezen we de naam van het gebouw: Monnikenhuize. Dat stadion met die trap zoals alleen De Koel in Venlo nog kent. Achter een van de doelen stond een tankstation. Menig automobilist zag ineens een bal voorbijkomen, terwijl hij de tank aan het vullen was. Wat lijkt het alweer lang geleden dat ik daar mijn eerste echte voetbalwedstrijd zag, achter op de brommer vanuit Presikhaaf. Als ventje uit de Achterhoek zoog ik al die nieuwe indrukken op. Wat een boel mensen. Luidruchtige schuttingtaal. De geur van friet en tabak. Iemand die gewoon tegen de wand stond te pissen. Uitgelaten en luidruchtige mannen. De doeken aan het hek. De gevaarlijk aan hun lijn rukkende politiehonden. Het plukje Engelsen in de hoek achter hekken met prikkeldraad. Het was de aanloop van het seizoen 1977/78. Het jaar dat de provinciehoofdstad voor de vierde keer mocht meedoen op het hoogste niveau. Vitesse had in de voorbereiding al dik gewonnen van het Nederlands Brandweerelftal. Nu kwam zelfs Manchester City langs. Die grote wedstrijd in mijn hoofd blijkt nog niet eens tweeduizend mensen te hebben getrokken…

Anno 2019 is Vitesse niet alleen 127 jaar oud, maar bovenal een club die een etage is gestegen en al dik 25 jaar op rij op het hoogste niveau speelt. Teletekst liegt ook vandaag niet. Als je in 1978 had verteld dat Vitesse op 11 september 2019 koploper van de Eredivisie zou zijn, hadden ze waarschijnlijk hartelijk gelachen op de Spijker Side. Helemaal als je erbij had verteld dat een of andere Rus omgerekend 280 miljoen gulden erbij zou leggen om de tekorten af te dekken. Russen zaten toen sowieso nog achter het IJzeren Gordijn. En de Man van Zes Miljoen was een held van tv.

Geen mens op aarde is ouder dan Vitesse. Bijna geen club ook trouwens. Prima idee dus, die deelname aan de open monumentendag. Want voetbal is natuurlijk de belangrijkste volkscultuur in Nederland. Binnen zijn een paar jongens met spandoeken bezig. Alle tafels zijn leeg, op één na: daar zitten vier mannen en twee vrouwen. Terwijl ik de wanden bekijk, komt een van de vrouwen op me af. ‘Ik ken u ergens van’. Lichtelijk verbaasd kijkt ze me aan als ik vertel dat ik voor de open dag kom. Eindelijk een bezoeker. Twee seconden later sta ik zes handen te schudden en heb ik een plakboek in mijn handen. Eindelijk kunnen ze aan de slag. Wat ik dan nog niet weet, is dat ik daar een kleine drie uur later nog steeds als enige bezoeker zal zitten. Met veel plezier. Niets zo mooi als mensen over hun passie horen praten. Bestuurders en spelers komen en gaan, maar deze mensen blijven er altijd staan. Je kunt veranderen van vrouw, van werk, van politieke voorkeur… Maar niet van club. Dat maakt dat supporters de ware ziel van de club in zich dragen en vandaag ook uitdragen dus.

Iedereen hier kan de ploeg uit 1977 nog zó opdreunen. Beukhof, Zaaijer, Heezen, Mulderij, Mellaard; als een rijtje Duitse naamvallen rollen keeper en verdediging naar buiten. Bosveld, Bleijenberg, Meijers, Gerdsen. Vertel deze mensen niets over Vitesse, ze zíjn Vitesse. Voor Paul Koster is dit zijn laatste klusje als voorzitter van de supportersvereniging. Na tien jaar mag iemand anders het gaan doen. Hij draait een sjekkie als we hem vragen of het niet lastig is dat zijn club in handen is van derden. ‘Ach, de ene club heeft een Chinees, de andere een Turk. FC Utrecht heeft Van Seumeren. Uiteindelijk is een club niets zonder de supporters. En laten we wel wezen: anders waren we misschien allang failliet geweest. Zo goed ging het allemaal niet. Ik was erbij en moest namens de supporters een sjaal om de nek van Merab Jordania doen. Man, wat een gekkenhuis was dat. Maar wij gaan toch iedere wedstrijd wel en je kunt niet zeggen dat het slecht gaat, toch?’

Voor de gelegenheid is er zelfs een oud-coryfee aanwezig, die vandaag wel wil vertellen over de eerste promotie van Vitesse naar de Eredivisie. Hij ziet er nog patent uit, een jaar of zeventig schatten we zo. De naam is Jacques Sjak Cleeren en hij kwijt zich volledig van zijn taak. De rest luistert en vult waar nodig aan. ‘Ben je van VI? Die Johan Derksen van jullie was een zeer beperkte voetballer, zeg maar gerust een gevaar op het veld. En óf ik tegen hem heb gespeeld. Dat was wat, hoor. Veendam-uit. De Langeleegte. Het begon al met de afslag op de snelweg, je zat uit het raam te kijken en zag al snel niets of niemand meer. Geen huizen. Alleen hier en daar een kanaal. Op een gegeven moment begon je je echt af te vragen of hier wel mensen woonden. Het was mistig die avond en ik weet nog dat we ineens voor De Langeleegte stonden. Dáár waren al die mensen dus. Ik denk wel vijfduizend man en schreeuwen dat ze deden! Dat voelde al unheimisch. De wedstrijd was nog niet begonnen of die Derksen kwam op me af. “Jij blijft van die bal af of ik trap je in de borden”. Je begrijpt dat ik alleen kon worden aangespeeld als er flink wat ruimte richting hem was. Wat die Derksen toen deed, zou nu echt niet meer kunnen.’

Vitesse in 1991/92. Achteraan vanaf links: technical coördinator Toon Huiberts, David Nascimento, Richard Roelofsen, John van den Brom, Sergei Krutov, Huub Loeffen en Dennis Krijgsman. Midden: clubarts Rob Lage, assistent-trainer Jan Jongbloed, Marlon Keizer, René Eijer, Arjan Vermeulen, Raimond van der Gouw, trainer/coach Bert Jacobs, Abe Knoop, Roberto Straal, Hans van Arum, fysiotherapeut Fons van den Brande en materiaalverzorger Ben Roelofs. Vooraan: Martin Laamers, Theo Bos, Rick Hilgers, Edward Sturing, Phillip Cocu, Bart Latuheru en Ton van Bremen.De open monumentendag is allang verworden tot een college met één student (ondergetekende) en zes docenten. Van Veendam gaat het naar Jurrie Koolhof, de voormalige postbode die vanuit Oost-Groningen doelpuntenmaker werd in Arnhemse dienst en recent veel te jong overleed. ‘Mochten we niets doen van de club vanwege de protocollen’, mopperen de monumentmensen. ‘Koolhof is een held hier en dan komen ze met de een of andere regel. Dan schaam je je soms wel heel erg. Laten we niet doen alsof alles hier altijd goed is.’

Het gesprek gaat van Dennis Bergkamp, die voor Vitesse speelde tijdens de afscheidswedstrijd van René Eijer, naar Martin Laamers die buiten het veld altijd stotterde maar binnen de lijnen zonder hapering stond te schelden. Over Nikos Machlas, die hier recent voor het eerst weer was bij de herdenking van de overleden Dejan Curovic. Over diens eerste jaar waarin iedereen hem Lachgas noemde en de supporters dat uiteindelijk begonnen te scanderen. De Griek begreep het allemaal niet, bleek later toen hij het publiek complimenteerde omdat het ondanks het missen van al die kansen zijn naam bleef roepen. Een jaar later klonken tijdens bijna elk thuisduel de tonen van de Sirtaki als de Griek weer eens had gescoord en zelfs de beste schutter van Europa werd.

Cleeren brengt ons weer naar de jaren zestig. Zijn vinger priemt op oude foto’s ‘In Arnhem liepen ook wat jongens die goed waren met geld. Herman Veenendaal en Joop Heezen bezaten alle fruitautomaten in de stad. Van iedere piek die erin ging, beurden ze vijftig cent. Frans de Munck was mijn eerste trainer hier. Ja, de beroemde Zwarte Panter. Hij was in Duitsland echt een filmster en had daar voor FC Köln gekeept. Kampioen geworden in 1954. Daar had hij ook binnen een week zijn trainersdiploma gehaald. Dat kon toen blijkbaar. De Munck had een reputatie met de vrouwtjes, zag er altijd gelikt uit, gel in de haren, mooie kleren. Ik weet nog dat ik met mijn vrouw naar de club kwam en hij niet met mij begon te praten, nee: “Dag, mevrouw Cleeren, wat fijn dat u er bent”. Een echte charmeur. Bij de training stonden ook altijd vrouwen te kijken, maar die kwamen echt niet voor ons. Hij hoefde maar met zijn vingers te knippen en ze gingen mee. Als trainer was het vooral Duitse school. Trappenlopen in het bos, trappenlopen in het stadion. We hadden een aardige ploeg, vier wedstrijden voor het einde stonden we nog eerste met vier punten voorsprong op SVV, maar we haalden het niet. SVV ging naar de Eredivisie.’ De rest van de tafel zucht. ‘Typisch Vitesse. De Munck rende op zijn zeventigste trouwens nog steeds door de trapportalen van zijn flat, iedere keer twintig omhoog.’
 

‘Bij de training stonden ook altijd vrouwen te kijken, maar die kwamen echt niet voor ons. Frans de Munck hoefde maar met zijn vingers te knippen en ze gingen mee’

Onder Cor Brom lukte het uiteindelijk wel. Vitesse promoveerde in 1971 dankzij een fusie tussen Holland Sport en ADO, maar verloor het seizoen erop met 12-1 bij het grote Ajax. Nog steeds de grootste nederlaag in de geschiedenis, van zowel de Arnhemmers als de Eredivisie. In de jaren tachtig zakte Vitesse dieper en dieper weg. Soms waren er nog amper duizend toeschouwers en de grap deed de ronde dat als je belde om te vragen hoe laat de wedstrijd begon, er aan de andere kant werd gevraagd wanneer het zou schikken. Kortom, een en al ellende. Jan Snellenburg legde regelmatig geld bij en deelde de envelopjes uit in de bus. Voorwaarde was wel dat niemand het zijn vrouw zou vertellen. ‘We gaan op vakantie met het geld van ome Jan’, zongen de spelers dan, het liefst natuurlijk als mevrouw Snellenburg ergens verscheen. Pas toen de lokale juwelier Karel Aalbers zich ermee ging bemoeien, knalde de club weer naar boven. Hij haalde Bert Jacobs en Jan Jongbloed als trainers. ‘Niet omdat ze zo goed waren, maar ze liepen allebei in de ziektewet’, weet Cleeren. ‘Jongbloed had een hartaanval gehad en Jacobs was tegen kanker behandeld. Veel mensen hier vinden Jacobs de beste trainer ooit.’ De andere vijf roepen in koor: ‘Hij wás de beste.’

Beetje vreemde keuze als ook bijvoorbeeld Ronald Koeman hier heeft gewerkt. ‘Je bedoelt die man die ons met Bob Peeters opzadelde?’, krijgen we als antwoord. Leonid Slutsky dan? ‘Wolga-catenaccio.’ Nee, Bert Jacobs, de man van het hotseknotsbegonia-voetbal, zorgde voor een huzarenstuk door te promoveren en het jaar daarna als vierde te eindigen in de Eredivisie en ook nog de bekerfinale te halen. Met goedkope krachten uit de regio zoals John van den Brom, Hans van Arum, Martin Laamers en Edward Sturing, en altijd dezelfde basiself. Jacobs liep in zijn rode zwembroek over de Korenmarkt. Een andere keer wilde hij daar een kroeg in fietsen. En als de ploeg weer ergens in een hotel zat, was hij degene die de spelers mee de stad in nam. Daarna gingen ze voor hem door het vuur. Een vriendenploeg waar het nog steeds over gaat. Zo mooi wordt het nooit meer. Vitesse ging zelfs voor het eerst Europa in. Het debuut is in het gevaarlijke Londonderry in Noord-Ierland. Op de dag van de wedstrijd ging er niet ver van het stadion een bom af.
 

‘Tijdens de uitvaart van Theo Bos zag je dat Vitesse veel meer is dan een voetbalclub alleen. Het enige wat je op hem kon aanmerken, was dat hij in het Radboud geboren was’

Ook Theo Bos was erbij. Wij wijzen op zijn portret. Zijn uitvaart was misschien wel het meest intense Vitesse-moment in Gelredome. Koster heeft het van dichtbij meegemaakt. ‘Dat was oorlog. Wilde de club niet meewerken. Toen stonden de echten op. Vitesse wilde het niet op het veld. Kun je dat geloven? Daar zijn ze toen met gestrekt been in gegaan. Ester Bal, Theo Janssen, Jan Snellenburg, wij… Waren ze nou helemaal gek geworden? Het werd uiteindelijk een geweldig mooi en emotioneel afscheid. Daar zag je dat Vitesse veel meer is dan een voetbalclub alleen. Ach, Teet. Het enige wat je op hem kon aanmerken, was dat hij in het Radboud geboren was.’

Terwijl de jongetjes met hun spandoeken zich opmaken voor de reis van vanavond naar Eindhoven, kijken de oudjes toe. ‘Raar eigenlijk dat sommigen van hen de derby tegen NEK zelfs nooit hebben meegemaakt. Maar net zo raar dat sommigen wél meteen de bekerwinst hebben meegemaakt. Daar hebben we 125 jaar op moeten wachten.’

Later op de avond zullen ook zij mogen ervaren dat het leven in geel-zwart niet altijd over rozen gaat. PSV-Vitesse 5-0.

VI / Foto’s SV

Hoofdsponsor: