Vitesse-talent Wiljan Pluim kwam elke klap te boven
‘Niemand mocht mijn verdriet zien’
Voor Marc van Hintum, technisch directeur van Vitesse; zijn het spannende weken. Niet alleen wordt op zeer korte termijn beslist over zijn eigen toekomst; ook was het lange tijd allerminst zeker dat het nieuwe groeibriljantje van Arnhem bij de club zou blijven.
Wiljan Pluim werd afgelopen zomer nog door de leiding van Vitesse in de etalage gezet voor verhuur om elders speelminuten en ervaring op te doen, maar geen club hapte toe. Een half jaar later wisten de beleidsbepalers niet hoe snel ze de handtekening van Pluim moesten bemachtigen. Hij had zich in een paar maanden tijd ontpopt tot het spaarzame lichtpuntje in het grijze decor dat Gelredome dit seizoen is. Feyenoord sprak met hem, terwijl nog een paar Nederlandse clubs als kapers voor de Arnhemse kust lagen. Onder meer door het perspectief – speelminuten en een belangrijke rol – hakte de aanvallende middenvelder afgelopen week de knoop door. Na het vertrek van Ricky van Wolfswinkel en Nicky Kuiper vorige zomer, loopt er niet opnieuw een talent uit de voetbalschool van Vitesse vroegtijdig weg; Pluim tekende donderdag 11 maart voor drie jaar bij.
Ontwikkeling
Een dag later begeven we ons na de trainingssessie samen met Wiljan Pluim richting het centrum van de stad. Aan de Rijnkade begint hij met een terugblik op een merkwaardig seizoen, met een zeer hoog gehalte aan opportunisme. ‘Eigenlijk ben ik het afgelopen jaar hét voorbeeld geweest van hoe de voetbalwereld in elkaar zit. Het is allemaal zo zwart-wit. Nu hoor ik allerlei mensen om me heen zeggen dat ik zo’n goede ontwikkeling heb doorgemaakt. Wat een onzin. Twee jaar geleden of vorig jaar was ik echt niet veel minder, maar toen kreeg ik geen kans. Vorig seizoen zag trainer Hans Westerhof me niet eens staan. Ik mocht wel meetrainen, maar daar was alles mee gezegd. Vervolgens had Theo Bos meer oog voor me, maar een echte kans op speelminuten maakte ik niet. Het was op een gegeven moment zelfs zo erg dat ik het zelf allemaal niet meer zag zitten. Dat was iets meer dan een jaar geleden. Ik speelde mijn wedstrijdjes bij de beloften en dacht serieus aan iets anders. Wat voor waarde had ik voor de club als ik toch geen kans kreeg in het eerste elftal? Had ik daarvoor acht jaar in de jeugdopleiding gespeeld? Ik zag geen enkel perspectief en zei tegen mijn ouders dat ik ermee wilde stoppen. Lekker terug naar de amateurs en samen met mijn broertje Martijn en wat vrienden weer plezier maken in een vriendenteam. Mijn ouders waren mijn redding. Ze zeiden dat ik niet mocht opgeven en in ieder geval mijn contract moest uitdienen. Dan kon ik er altijd nog mee kappen, maar dan had ik het wel netjes afgehandeld.’
Pluim luisterde naar zijn ouders, zette door, reed met gemengde gevoelens dagelijks richting trainingscomplex Papendal, maar van een stijgende lijn was geen sprake. Ook voorafgaand aan dit seizoen maakte trainer Theo Bos de rol van de aanvallende middenvelder al in een vroegtijdig stadium aan hem duidelijk. Als er blessures zouden zijn mocht hij wellicht op speelminuten rekenen. Meer niet. ‘De club wilde me dan ook graag verhuren, daar kon ik ook wel in komen. Maar wat denk je? Geen enkele club was geïnteresseerd in me, ook niet uit de Jupiler League. Ik kon dus niets anders dan maar gewoon bij Vitesse blijven en hopen op die kans.’
Die kans kreeg hij na een wisselvallige competitiestart van de Arnhemmers. Bos zag Pluim op maandag bij de beloften uitblinken en liet hem als beloning in hei thuisduel met Sparta Rotterdam zes minuten voor tijd invallen. Bij zijn eerste balcontact was het direct raak. Een bevrijding. ‘Als ik die bal had gemist, was ik misschien gelijk weer afgeschreven. Zo dicht ligt alles bij elkaar.’
Maar bij Pluim betekende het de doorbraak, met een vaste basisplaats, waardering en belangstelling van FC Twente, en vooral zijn droomclub Feyenoord, tot gevolg. ‘Werd ik opeens door mijn zaakwaarnemer Robert Postma gebeld: of ik even , naar Arnhem kon komen? Hij liet me vervolgens een voicemail van Leo Beenhakker horen. Ik heb het twee keer afgeluisterd, maar dacht nog steeds dat ik in de maling werd genomen. Uiteindelijk bleek het toch waar te zijn en hebben we in De Kuip met Leo Beenhakker en Mario Been een gesprek gehad. Dat verliep heel positief, alleen kwamen ze er toen pas achter dat ik niet linksbenig, maar rechtsbenig ben. Ze waren op zoek naar een linkspoot, dus ik moest ze teleurstellen. Ze deden nog wel een aanbieding, maar dat was volgens mij alleen voor de vorm. Uit het voorstel van Vitesse sprak veel meer waardering en een langer verblijf in Arnhem is ook het beste voor mij. Hier kan ik speelminuten maken. En als de clubs me echt zo goed vinden, komen ze vanzelf wel terug.’
Kroeg
Het is een nuchtere insteek die past bij zijn persoonlijkheid. Weinig talenten zullen na hun definitieve doorbraak in de Eredivisie minder geïmponeerd raken van volle stadions en alle aandacht dan Pluim. Hij beleeft alles met een grote dosis relativeringsvermogen. Behalve de moeizame voetbalperiode bij Vitesse, hebben ook zijn tienerjaren bijgedragen aan zijn laconieke houding. Opgegroeid in Elspeet en Oldebroek, dorpen op de Veluwe behorend tot de Bijbelgordel waar het geloof een centrale positie inneemt, waren het bovenal hectische jaren. ‘We zijn met ons gezin niet streng gelovig en daardoor kreeg je soms wel vreemde blikken. Vooral op zondag lag het leven bij ons in het dorp helemaal stil. Alleen de tochten naar de kerk brachten mensen naar buiten. Iedereen liep dan ook met zwarte kousen aan. Als je in de tuin aan het werk was werd je al raar aangekeken, laat staan dat mijn broertje en ik op straat konden voetballen. Zondag was de rustdag, dan had je geen vrijheden. Zelf vind ik het maar een schijnheilige bedoeling, en daarom trok ik op een gegeven moment ook mijn eigen plan. Dan ging ik naar vrienden in Apeldoorn toe, zodat ik toch nog iets kon doen wat ik leuk vond.’
Die momenten van ontspanning werden naarmate hij ouder werd steeds spaarzamer. Zijn ouders begonnen een café in Oldebroek en zo stond het leven in het teken van de eigen onderneming. Het bracht onbewust grote problemen met zich mee. ‘Ik kan zeker niet van een zorgeloze jeugd spreken. We hadden thuis onderling een warme band, en dat werd alleen maar versterkt door de problemen die op ons pad kwamen. Ik was nog jong, toen bij mijn vader reuma werd geconstateerd. Samen met mijn moeder runde hij de kroeg, maar door zijn gezondheidsproblemen was dat niet meer mogelijk. Het was geen gemakkelijke tijd, omdat mijn vader elke dag medicijnen moest slikken en niet alles meer vol overgave kon doen. Daardoor werd zowel van mij als van mijn broertje meer in het huishouden verlangd. Mijn moeder runde met succes het café, en mijn vader kon aan de slag gaan bij TNT Post. Wij zorgden ervoor dat thuis altijd alles in orde was.’
De speler vond een goede combinatie tussen zijn dagelijkse voetbalactiviteiten en zijn drukke thuissituatie, totdat het noodlot toesloeg. Na een avond kaarten in de kantine van de amateurclub in het nabijgelegen Oosterwolde, reed de moeder van Pluim drie jaar geleden nietsvermoedend naar huis, toen op een landweggetje een ernstig verkeersongeval plaatshad. ‘In het donker, er waren geen lantaarnpalen langs de weg, stond een auto zonder licht midden op straat stil. Mijn moeder reed zeventig kilometer per uur en zag opeens uit het niets een auto voor haar op de weg verschijnen. Ze kon niets anders dan het stuur omgooien, anders was ze vol op de auto geknald. Nu knalde ze tegen een boom op. Ik weet nog goed dat een politieagent me belde met de mededeling dat mijn moeder in het ziekenhuis lag en wat last van haar nek had, meer niet. Samen met mijn vader ging ik naar het ziekenhuis in Zwolle, in de veronderstelling dat we mijn moeder alleen even moesten ophalen. Moesten we daar opeens met een arts mee komen. Mijn moeder had door de klap tegen de boom een dwarslaesie opgelopen. Ze zou nooit meer kunnen lopen.’
Dubbele baan
Verbijstering, woede en verdriet vochten om voorrang in het hoofd van Pluim. Opnieuw een tegenslag en opnieuw werd van de tiener verlangd dat hij zich sterk hield. ‘Ik ben, net als mijn broertje, een binnenvetter. Niemand mocht mijn verdriet zien en alles greep ik aan om mijn ouders te helpen. Mijn moeder kwam in een rolstoel terecht, was een periode lang elke dag in een revalidatiecentrum in Enschede, en we gingen op zoek naar een aangepaste woning. Gelukkig ging het met mijn vader weer wat beter maar hij was nog altijd niet in staat om het café te runnen. Dus er zat niets anders op dan dat mijn broertje en ik achter de bar gingen staan. Natuurlijk hadden we ook wel wat personeel, maar ook daarin moesten we snijden. Financieel moesten we de eindjes aan elkaar knopen, we hadden geen keuze. Mijn moeder was een vrouw met een groot aanzien, runde een kroeg én een eetcafé, maar kon van de ene op de andere dag niets meer doen.’
En zo kregen de gebroeders Pluim plotseling een belangrijke rol in het café in Oldebroek. Het zorgde ervoor dat de voetballer ruim twee jaar lang een dubbele baan had. ‘Overdag was ik in Arnhem om te trainen, maar eenmaal terug, ging mijn tas direct de hoek in. Dan stond ik de rest van de avond in de kroeg bier te tappen en mensen te helpen. Als ik nu terugkijk was het gekkenwerk, maar op dat moment kon het gewoon niet anders. Iets dat mijn ouders jarenlang hadden opgebouwd, mocht niet zomaar verloren gaan. Toch scheelde het niets of dat was wel gebeurd. Er kwamen steeds minder klanten en een faillissement dreigde, maar we hebben het gered. Vier maanden geleden is de kroeg met succes doorverkocht. Daarnaast wonnen mijn ouders de rechtszaak, die na het ongeluk was aangespannen. De man die de auto zonder verlichting midden op de weg had neergezet, bleek tien glazen bier op te hebben. De rechter besliste dat mijn moeder geen schuld had, zodat we ook financieel opgelucht adem konden halen. Ik klop het gelijk af, het valt ook niet goed te praten, maar het ergste lijken we nu achter de rug te hebben.’
Het waren tragische ervaringen die hij op jonge leeftijd steeds weer een plek moest geven. Gesterkt door de afleiding van de bal kwam Pluim elke klap weer te boven, maar eenvoudig was het niet. ‘Één keer begaf ik me echt op het randje. Ik zag het allemaal niet meer zitten. Het was een jaartje of drie geleden, net nadat het allemaal met mijn moeder was gebeurd. Mijn emoties hadden me in de greep, ik wist niet wat ik ermee aan moest. Ik ben een paar dagen lang gaan leven als iemand van achttien zonder voetbalcarrière. Met vrienden ging ik in een bouwkeet in de buurt drinken, veel drinken, en roken. Alles moest eruit, maar gelukkig kwam ik op tijd tot inkeer. Achteraf is het goed voor me geweest. Tot die tijd had ik altijd braaf geleefd, ik ging nooit op stap, dronk geen druppel alcohol, en kropte alles op. Nu kwam het eruit en was ik het kwijt. Tegelijkertijd besefte ik dat ik dicht bij mezelf moest blijven, mijn plezier moest halen uit het voetbal. Alcohol had al meer dan genoeg kapot gemaakt. Van Vitesse kreeg ik destijds ook veel steun. Mijn trainer in de Al was Pascal Jansen en hij wist van mijn thuissituatie af. Ik hoefde niet te komen trainen als ik het niet trok, maar dat aanbod heb ik naast me neergelegd. Pas op de club kon ik tot rust komen, want thuis was ik elke seconde in de weer. Zowel mijn vader als mijn moeder had mijn aandacht nodig.’
Om zijn ouders niet met zijn verdriet te confronteren, zocht Pluim elders het luisterende oor. Dat vond hij met succes bij Peter Boeve. De trainer was een vriend van de familie en gaf geregeld privé-training aan het talent. ‘Maar hij maakte me niet alleen voetballend sterker. Ook op mentaal vlak wist hij de juiste snaar te raken. Ik kon mijn gevoelens bij hem kwijt en hij zorgde ervoor dat ik me bleef focussen op het voetbal. Dat is gelukt.’
Zowel op voetbalvlak als in zijn thuissituatie is er nu rust voor Wiljan Pluim. Inmiddels woont hij alweer een half jaar samen met zijn vriendin in Kampen. Weg van het ouderlijk huis, waar hij dag en nacht werd verzocht de helpende hand te bieden. Met regelmaat maakt Pluim nog de oversteek naar zijn ouders, want de sterke familieband is nog altijd aanwezig. Het is sinds kort ook aan zijn uiterlijk te zien. Drie tekens met initialen sieren zijn linkerhand. ‘Die tatoeages heb ik een paar maanden geleden laten zetten. Het zijn de initialen van mijn vader, mijn moeder en mijn broertje. We hebben samen veel meegemaakt, maar zijn er steeds sterker uit teruggekomen. Veel families zouden verscheurd zijn, wij zijn elkaar trouw gebleven. En daar ben ik heel trots op.’