Voetbalkroniek: De herdenking van Theo Bos
Het zijn bekenden en onbekenden die hier al urenlang schuifelend aan de geïmproviseerde gedenkplaats voorbijgaan, er soms even halt houden, iets neerleggen, wat in zichzelf mompelen, een foto nemen, alleen maar even het hoofd schudden of gewoon zwijgend hun tranen de vrije loop laten. Van alle prominenten is voormalig Vitesse-coach Aad de Mos een van de eersten die zich laat zien. Dat is geen verrassing. Hij had die ochtend al getwitterd dat hij eraan kwam, want er is nauwelijks nog een stap in zijn leven die @aad300 onvermeld laat.
De Mos staart een tijdje vol ongeloof naar het portret van zijn collega en loopt dan met gebogen hoofd richting hoofdingang. Hij stapt daarbij ongezien over een tegel die er nog diezelfde morgen in alle haast is aangebracht. Het is een gedenksteen die met sierletters herinnert aan de grootste overwinning die Vitesse ooit op Ajax boekte: 4-1, in februari 2009. In de Arnhemse dug-out zat toen Theo Bos, een als professionele voetbaltrainer vermomde Vitesse-supporter. Het was op het eind van diens leven een van zijn wensen dat dit glorieuze moment op deze manier voor het zwart- gele nageslacht zou worden bewaard. Zelfs in zijn laatste dagen waren zijn gedachten kennelijk nog bij de club van zijn hart.
Aad de Mos is nog niet binnen, of het wordt een komen en gaan van bekende maar vooral beteuterde gezichten uit de voetbalwereld. Theo Janssen is hier natuurlijk, maar ook de Poolse keeperstrainer met wie Bos een tijdje werkte bij Polonia Warschau. Roy Makaay, die zijn loopbaan als internationale goalgetter ooit begon op Nieuw Monnikenhuize, is er al vroeg, Alexander Büttner van Manchester United ook. Hij is speciaal voor dit eerbetoon uit Engeland overgekomen.
Stijn Schaars wordt al snel gesignaleerd, Raimond van der Gouw houdt even zijn pas in als hij buiten de kaarsjes voor Vitesse’s eeuwige nummer 4 passeert en ook de gebroeders Koeman hebben, onafhankelijk van elkaar, de drang gevoeld naar hier te komen. Uiteraard is John van den Brom er, de boezemvriend van Theo Bos, en ook het aangenomen kind Nicky Hofs. Hij zal Bos later op de avond met snikkende stem ‘mijn voetbalvader’ noemen.
Al vroeg op de avond is in Arnhem tevens de karakteristieke gestalte van Leo Beenhakker waar te nemen en zelfs Karei Aalbers keert voor heel even terug in zijn eigen spiegelpaleis. Je kunt er Ton Lokhoff zwijgend naar het veld zien staren, of Stanley Menzo of Pieter Huistra of Henk ten Cate of Peter Bosz of Marco De Marchi of Mare van Hintum of ontelbaar veel andere mensen uit het voetbalvak.
Op het parkeerterrein arriveert de spelersbus van FC Dordrecht. De complete selectie, de staf en het bestuur zijn naar hier gekomen. Technisch manager Marco Boogers slaapt al dagen nauwelijks. De collega’s van FC Den Bosch zijn ook al binnen, de andere club waar volbloed Vitessenaar Theo Bos een tijdje als trainer onder contract stond. De enige selectie die niet compleet is, is opvallend genoeg die van Vitesse zelf. Fred Rutten heeft de beslissing aan de voetballers gelaten of ze wilden komen of niet. Dus kun je hier gelukkig Wilfried Bony nog zien lopen, compleet met designerbril, en natuurlijk ook Piet Velthuizen en nog een stuk of tien andere spelers.
Supporters van de club zijn er wél massaal. Tegen zevenen vullen ze het grootste deel van de Zuid-tribune (sinds enige tijd de Theo Bos-tribune) net zo lang totdat er zesduizend man opeengepakt staan. Het merendeel doet dat in stilte. Er hangt een gewijde sfeer in het voetbalstadion, nu de tribune uitzicht geeft op een verzameling rouwkransen in plaats van op Piet Velthuizen en zijn mannen.
Het dak is dicht en het licht is gedempt. Door de speakers klinken deze keer geen reclameboodschappen en opstellingen, maar is stemmige muziek te horen, het merendeel in mineur. De vlaggen in het stadion hangen halfstok. Achter een van de lege doelen wappert een gigantisch spandoek. Daarop is de beeltenis van het clubicoon te zien. Ook aan de zuidkant zijn beschilderde lakens meegebracht. Theo Bos voor altijd in ons hart, staat erop. Of gewoon: Rust Zacht.
Om half zeven rijden de eerste rolstoelers in een langzame colonne naar hun vaste plekken langs het veld. Hun lichten branden. Ze worden zwijgend gadegeslagen door de aanwezigen. De’ sfeer is drukkend in Gelredome, ongebruikelijk ook. Het is zelden zo stil in een voetbalstadion, of het moet bij de thuiswedstrijden van Almere City zijn natuurlijk.
Om negen minuten over zes wórdt de kist van Theo Bos door zijn zoon Luuk en zijn voetbalvrienden het stille stadion binnengedragen. Over de hele breedte van de Zuid-tribune klinkt voor hem nog één keer het welkomstapplaus. Vijftien seizoenen speelde Theo Bos voor Vitesse en het merendeel van de tijd begonnen de fans bij de warming- up altijd als eerste juist zijn naam te scanderen. ‘Zijn loyaliteit heeft nooit een groot contract opgeleverd, maar dat wordt nu hopelijk goedgemaakt door onze waardering,’ zegt Jan Snellenburg namens de club over de man die hij ook ~ wel ‘Teetje’ en ‘onze nummer 4’ noemt. Hij is de eerste spreker van de avond. Er volgen er nog veel meer.
De meest ontroerende toespraak is zonder twijfel die van Nicky Hofs. Dat komt door zijn gestalte – een kleine, ineengekrompen jongen in een immens, grotendeels leeg stadion – en ook door zijn trillende stembanden. Zijn tekst is zelfgemaakt en nogal beknopt, maar komt recht uit zijn hart. Vanaf de eerste zin (‘Trainer, wat ga ik je missen’) tot de laatste (‘Jij bent mijn voetbalvader voor altijd, rust zacht’). Als hij na zijn toespraak op de tribune terugkeert, knuffelt Theo Janssen hem een ogenblik bijna fijn. Iedereen zorgt vanavond een beetje voor elkaar. Het is als altijd schrijnend te moeten vaststellen dat in de doorgedraaide wereld van het topvoetbal meestal de dood eraan te pas moet komen om voor even de beschaving te laten terugkeren.
‘Zing, schreeuw of klap wat u wilt; had ceremoniemeester Emile Hartkamp de aanwezigen aan het begin van de plechtigheid op het hart gedrukt, ‘elke manier om uw emoties te tonen is geoorloofd.’ En dus daalt vanaf de Zuid-tribune het eerste spreekkoor van de avond neer. Waar het lange tijd eerbiedig stil was, echoot nu de naam Nicky Hofs over de lege stoeltjes. Op de Theo Bos- tribune beginnen sommige supporters met hun geel-zwarte sjaals erbij te zwaaien.
Het hoort bij de nieuwe manier van nationale rouwverwerking. Niet langer wordt de dood louter in stilte aanvaard. Het sterven van een idool is een publieke happening geworden, omgeven met nieuwe rituelen, met spandoeken, fakkels, spreekkoren, applaus en gezang. Het begon ooit na het ongeluk van prinses Diana. Daarna zag je het steeds vaker. Na de moord op Pim Fortuyn èn Theo van Gogh bijvoorbeeld, en bij de dood van Herman Brood en André Hazes. Het voetbal bleef niet achter. Je zag het in Amsterdam bij het afscheid van Bobby Haarms, in Rotterdam bij het overlijden van Coen Moulijn en nu dus in Arnhem bij de vroege dood van de 47-jarige Theo Bos.
Op de plek waar normaliter de goals van Wilfried Bony uitzinnig worden gevierd, klappen supporters nu beschaafd voor alle medici die Theo Bos in de laatste fase van zijn leven hebben bijgestaan. En als onder anderen Mike Snoei en John van den Brom hebben gesproken en het de beurt is aan de voorzitter van de supportersvereniging, kan die niets anders dan oproepen tot een spreekkoor. Het ‘Theo Bos!, Theo Bos! schalt weer even door Gelredome. Een ogenblik is het ‘alsof de geblokte nummer 4 niet opgebaard aan de rand van het zestienmetergebied ligt, maar elk moment alsnog vanuit de donkere spelerstunnel tevoorschijn kan komen, de bal onder zijn ene arm, de aanvoerdersband om zijn andere.
Er zijn weinig bijeenkomsten waar het vals sentiment meer op de loer ligt dan bij dit soort herdenkingen, waar duizenden wildvreemden rouwen om iemand die ze nooit persoonlijk hebben gekend. Maar hier is het echt. Je ziet het aan kleine dingen. Het loopje van Nicky Hofs naar de microfoon, langzaam, met lood in zijn schoenen. De knuffels en persoonlijke briefjes bij het portret van de beweende trainer. De tranen op het gezicht van rassupporter Bennie als hij zijn speciale bloemstuk aan een cameraman laat zien. De snotterende vrouwen die met een zakdoek voor hun neus het stadion binnengaan en ook met een zakdoek voor hun neus weer naar buiten komen.
En je hoort het ook aan de opluchting die klinkt in het gelach dat op de tribune ontstaat, als Marc van Hintum op het schemerige veld vertelt over die keer in Polen, toen ‘Theo Bos in de kleedkamer opeens werd gebeld. Het was de voorzitter van Polonia. Die meldde zich vanaf zijn jacht in de Rode Zee met wat tactische aanpassingen. Uiteraard werden deze door Bos volledig genegeerd. Toen hij en zijn technisch directeur Van Hintum op de terugweg in de spelersbus de radio aanzetten, konden ze de voorzitter nog net horen zeggen dat beide Nederlanders op staande voet waren ontslagen. ‘We moesten ons inhouden om niet in lachen uit te barsten, Theo! vertelt Van Hintum nu, met een knikje naar de kist van de man die hij al zijn halve leven Pappie noemt.
Het is de enige keer dat er wordt gelachen. Verder blijft het een treurigstemmende bijeen-komst. ‘Lieve Theo, in onze voetbaljaren was ik altijd blij dat ik naast je stond in de spelerstunnel, met je stierennek en je armen van beton. Bedankt, Pappie, we gaan je missen; zegt Van Hintum.
Even later loopt hij in slowmotion naast de baar van zijn vriend, op weg naar de uitgang. Op het veld worden dan fakkels ontstoken. Het You’ll Never Walk Alone wordt ingezet. Iedereen gaat staan. Op de Theo Bos-tribune gaan de geel-zwarte sjaals de lucht in. Dikke rookwolken plakken tegen het dak van Gelredome. Op het veld wrijven veel vrijwilligers met een mouw over hun ogen. Dat is niet vanwege het walmende vuurwerk. Dan verdwijnt Theo Bos voor het laatst uit het Arnhemse stadion, begeleid door zijn grootste voetbalvrienden.
Een klein uur na de dienst staan er nog steeds mensen bij de hoofdingang van Gelredome. Het lijkt wel of ze Theo Bos niet alleen willen laten. De spontane gedenkplek blijft groeien, er worden nog steeds shirts en kaarten neergelegd. Een paar
supporters dragen de bloemstukken die daarnet nog op het veld stonden nu een-voor-een naar buiten. Sommigen hebben nog steeds betraande wangen. Dag trainer, staat er op een van de witte linten. Het bestelbusje dat de kransen komt ophalen, rijdt per ongeluk bijna over supporter Bennie heen. Een-voor-een worden daarna de bloemstukken ingeladen.
In de verte, op het parkeerterrein, kun je Leo Beenhakker in zijn auto zien stappen. De meeste supporters vertrekken nu ook. Dan zoemt de schuifdeur van het stadion open en komt Merab Jordania te voorschijn. De Georgische clubeigenaar was twee maanden na zijn entree de man die Theo Bos ontsloeg en verving door lichtgewicht Albert Ferrer. Het werd geen succes, maar leverde wel een klassieke uitspraak op. ‘Ze kunnen me mijn baan als trainer afnemen, maar niet mijn liefde voor de club; zei Theo Bos destijds. ‘Ik zal altijd supporter van Vitesse blijven!
Een geblindeerd Mercedesbusje wacht bij de stoeprand op de komst van Merab Jordania. Bijna zit de mysterieuze eigenaar al op de achterbank, of hij stapt uit en loopt alsnog naar het altaartje dat hij daarnet nog zo snel was gepasseerd. Hij leest de Engelse teksten op de spandoeken en sjaals die er liggen. Sommige supporters maken snel een foto van hem. Bennie geeft hem een hand en begint een heel verhaal. Jordania knikt en doet net alsof hij het heel interessant vindt. Dan kijkt hij nog één keer naar de foto van Theo Bos, stapt hij in het geblindeerde busje en verdwijnt ook hij in de nacht.